Aantekeningen


Treffers 851 t/m 861 van 861

      «Vorige «1 ... 14 15 16 17 18

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
851 Zuidlaren, Bevolkingsregister I, 1890-1900 (toeg. 2001.32; nr. 7)
Komt op 7-9-1899 van Den Haag naar Zuidlaren

Zuidlaren, Bevolkingsregister III, 1910-1920 (toeg. 2001.32; nr. 15)
Vertrekt van Zuidlaren op 5-4-1913 naar Nijmegen 
Torenbeek, Eelkje Ruurds (I744)
 
852 Zuidlaren, Bevolkingsregister III, 1910-1920 (toeg. 2001.32; nr. 15)
Vertrekt van Zuidlaren op 17-1-1912 naar Zwolle 
Venhuis, Reinder (I11150)
 
853 [Eyssonius, Christophorus]

EYSSONIUS (Christophorus), geb. 1690 te Groningen, overl. te Finsterwolde 1745, zoon van prof. Rudolphus Eyssonius en Engelina Sparringa, liet zich 15 Nov. 1707 inschrijven als student aan de groninger hoogeschool, trad in het huwelijk met Gesina Cathalina Elema, geb. 1700, overl. 3 Jan. 1745, was predikant te Velge in Oost-Friesland, en te Finsterwolde 1728-45. Hij was o.a. approbator van Het Innig Christendom van Ds. Wilhelmus Schortinghuis te Midwolda (O.).

Zie: F.R. Elema Gzn., Genealogie Elema (Groningen 1923), 40; J.C. Kromsigt, Wilhelmus Schortinghuis (Groningen 1904), 211, 214, 215, 217vv.

Wumkes 
Eijssonius, Christophorus (I9015)
 
854 [Henricus Eyssonius]

EYSSONIUS (Henricus), geboren te Groningen, studeerde aldaar in de geneeskunde, en verkreeg er in 1658 den graad van Doctor, na verdediging zijner dissertatie de officio omenti. Hij werd kort daarna buitengewoon, en in 1660 gewoon Hoogleeraar in de geneeskunde aan de Groningsche Hoogeschool, en in 1664 werd hem ook het onderwijs in de natuurkunde opgedragen. Op zijne voordragt werd een nieuw theatrum anatomicum gesticht, waarover hem tot aan zijnen dood, in 1696, het toezigt werd opgedragen. Zijn zoon volgt. Hij schreef nog:

Tractatus anatomicus et medicus de ossibus infantis cognoscendis, conservandis et curandis; accedit Volcheri Coëteri eorundum ossium historia, Gron. 1659. 12o. Ook opgenomen in J. Mangeti, Bibliotheca anatomica, Genev. 1699. fol. T. II. p. 483.

Collegium anatomicum, sive omnium humani corporis partium historia, examinibus triginta brevissime compretensa, Gron. 1662. 12o.



Zie Brucherus, Gedenkb. van Stad en Lande, bl. 330; Biogr. Univ. T. VII. p. 159; van der Boon, Geschied. der ontdekk. in de ontleedk. van den mensch, bl. 13. 71, 75, 76.
--------------------------------
[Eyssonius, Henricus (1)]

EYSSONIUS (Henricus) (1), geb. te Groningen 5 Aug. 1620, aldaar overl. 25 Aug. 1690, zoon van Rudolph Eyssens en Wemele Oosewolts. In 1639 student geworden, beoefende hij eerst de oude letteren, wijsbegeerte en sterrekunde onder Andreae, Schoock en Pasor. Daarna gaf hij de voorkeur aan de geneeskunde. Onder prof. Welman hield hij een Disputatio de ventriculo humano en een De causis symptomatum ventriculi. In 1649 eindigde hij onder prof. Deusing de acad. studie met een Disputatio de apoplexia, waarop hij tot med. Dr. promoveerde. Hij vestigde zich als geneesheer in zijn geboortestad, werd in 1654 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de anatomie, waaraan in 1664 de natuurkunde werd toegevoegd. In 1665 werd hij bevorderd tot A.L.M. et Philos. Doct. Sedert 1648 was hij gehuwd met Elisabeth Brongers. Zijn tweede

Over het gehele werk

titels

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

over H. Eyssonius

G.A. Wumkes

[p. 251]


vrouw was Sophia Wedda, wed. Gerh. Meyknecht, j.u.d. Uit zijn eerste huwelijk liet hij twee zoons en een dochter na.

Zie: J. Mensinga, Oratio funebris in excessum H. Eyssonii (Gron. 1690); W.B.S. Boeles, Levensberichten der Gron. hoogleeraren 38-39, achter Jonckbloet, Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen (1864).

Wumkes
------------------------------- 
Eijssonius, Henricus (I9032)
 
855 [Henricus Eyssonius]

EYSSONIUS (Henricus), zoon van den voorgaande, geboren te Groningen, werd in 1708 predikant te Amerstol, in 1711 te 's Gravendeel, in 1713 te Bonda in Oost-Friesland en overleed aldaar den 4den Januarij 1742. Hij schreef:

Bijbelsche Historien, Gron. 12o.

Waarheden Christi, Gron. 12o.

De gemetamorphoseerde predikant, of zijne wonderlijke Bekeering, 1711. 8o.

Weynige waarheid, Rott. 1732. 8o.

Weynige waarheden met uitgedrukte schriftuurplaatsen en nodige ophelderingen, en samenhang van saaken, Gron. 1740. 8o.

Een zevendaags onderwijs getrokken uyt de waarheden Christi, Gron. 12o.



Zie Boekz. der gel. Wereld, 1742. a. bl. 109, 718; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. I. III. V; Brucherus, Gedenkb. van stad en lande, bl. 331.
---------------------------------------
[Eyssonius, Henricus (2)]

EYSSONIUS (Henricus) (2), geb. te Groningen, overl. te Bonda (O. Fr.) 4 Jan. 1742, zoon van prof. Rudolphus Eyssonius en Engelina Sparringa, werd 22 Aug. 1690 ingeschreven in het album der groninger hoogeschool als ‘Phil. Gratis, in honorem avi paterni’, was

Over het gehele werk

titels

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

over H. Eyssonius

G.A. Wumkes

[p. 252]


predikant te Ammerstol 1708-11, 's Gravendeel 1711-13 en Bonda 1713-42. Hij schreef: Bijbelsche Historiën (Groningen); Waarheden Christi (Groningen); De gemetamorphoseerde predikant of zijne wonderlijke Bekeering (1711); Weynige waarheden met uitgedrukte schriftuurplaatsen en nodige ophelderingen en samenhang van saaken (Groningen 1740); Een zevendaags onderwijs getrokken uyt de waarheden Christi (Groningen).

Zie: Boekzaal der Geleerde Wereld (1742), a, 109, 718; van Abkoude, Naamregister van Ned. Boekhandel I, st. 1, III, V; Brucherus, Gedenkboek van Stad en Lande, 331.

Wumkes 
Eijssonius, Henricus (I9026)
 
856 [Johannes Christophorus Brucherus]

BRUCHERUS (Johannes Christophorus), uit het zelfde geslacht als de voorgaande en zoon van Heino Hermannus Brucherus, een' zeer geacht Geneesheer, en van Ida Brugmans, geboren te Groningen den 29sten December 1698, studeerde eerst te Harderwijk, daarna te Lingen en eindelijk te Groningen, werd in 1720 Predikant te Tjamsweer, van waar hij in 1733 naar Emden vertrok. In 1744 als Predikant en Rector naar Appingedam beroepen, mogt hij daar slechts zes jaren werkzaam zijn, want reeds den 14den October 1750 overleed hij. Hij moet zich bijzonder op de Geschiedkunde hebben toegelegd, en verdedigde openlijk eene Dissertatie onder den Groninger Hoogleeraar Antonius Driessen. Gehuwd met Berendina Alberthoma, dochter van Gerhardus Alberthoma, Predikant te Appingedam, was

Over het gehele werk

titels

Biographisch woordenboek der Nederlanden

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

over Johannes Brucherus

[p. 1456]


hij bij haar vader van Heino Hermannus Brucherus, die volgt en Engelbertus Brucherus, Koopman te Appingedam, terwijl drie andere kinderen, twee zoons en eene dochter bij haar verwekt zeer jong zijn overleden. In 1733 zijne echtgenoote door den dood verloren hebbende hertrouwde hij in 1740 met Alegunda Eyssonius, eene dochter van den Groninger Hoogleeraar in de Geneeskunde, Rudolphus Eyssonius, die hem overleefde doch bij wie hij geene kinderen verwekte.



Zie Beekzaal der Geleerde Wereld 1751, bl. 76 en volg.; H.H. Brucherus, Gedenkb. van Stand en Lande, bl. 54, 79; Bouman, Geschied. der Gelders. Hoogeschool, D. I. bl. 242, uit partikuliere berigten aangevuld.
---------------------------------------------
[Johannes Christophorus Brucherus]

BRUCHERUS (Johannes Christophorus) zoon van Heino Hermannus en Ida Brugmans, werd den 29sten Dec. 1698 te Groningen geboren. Met zijn vorming voor de academische studiën belastte zich zijn stief-grootvader Johannes Rames, destijds predikant te Slogteren. Reeds op 14-jarigen leeftijd toog hij naar Harderwijk, alwaar hij tot zijn 17de jaar de lessen volgde van van Houten en Meijer, bij wien hij zeer hoog stond aangeschreven. Van Harderwijk toog hij naar Lingen, alwaar hij twee jaar de colleges aan de toenmaals zeer bloeiende academie aldaar volgde. Hij hoorde hier van Leeuwen, Verbrugge en Tilburg in de godgeleerdheid, oostersche talen en wijsbegeerte en teruggekeerd naar zijn geboorteplaats, genoot hij nog het onderricht van den bekenden hoogleeraar A. Driessen, onder wiens leiding hij in het openbaar een dissertatie heeft verdedigd.

Nog maar 19 jaar oud, werd hij door de theol. faculteit, in tegenwoordigheid van deputati synodi bevorderd tot proponent. Twee jaar later, op 21-jarigen leeftijd werd hij beroepen te Tjamsweer, alwaar hij 13 jaar gearbeid heeft. Beroepen te Embden (9 Sept. 1733), is hij hier werkzaam geweest tot Dec. 1744. Den 22sten toch van laatstgenoemde maand kwam hij te Apingadam, waar hij, na bereids door collatoren tot rector te zijn benoemd, met algemeene stemmen beroepen werd. Zijn intreerede hield hij naar aanleiding van Ps. CXXII:8 en 9 en den 26sten Jan. hield hij zijn rectorale redevoering over de geoorloofde, dog moeilyke vereniginge van 't Predik- met het rectors-ambt. Hij stierf na een langdurige ziekte, den 14den Nov.

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

over Johannes Brucherus

[p. 664]


1750 en werd den 26sten d.a.v. begraven. Zijn ambtgenoot Mart. Wieringa, sprak de lijkrede over hem uit naar aanleiding van 1 Sam. XXV:1a.

Van hem wordt getuigd, dat hij een zeer geleerd man was en dat men zijn ‘godsvrugt’ vond in ‘zijn ongemenen iever en trouwe in 't Heilig Dienstwerk; zijn gewenschte vrugt en zegen tot ontdekking, bekering, opbouwinge en vertroostinge van vele, zoo hier als elders, zouden die verkonden: zijn ongemeene vreedzaamheit en onverwiste opregtheit, als zijnde vijandig van alle geveinstheit, en andere een leeraar vercierende hoedanigheden, stelden die in 't dagligt; zijn dienst aan de schooljeugd gaf die aan de hand.’

Hij schreef:
De wettige avondmaalgebruiker. Gron. 17311).
Isagoge grammat. Ling. Hebr. Gron.2) 1743.

Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl II, blz. 1457 en 1458. Boekzaal 1751a, blz. 76-85.
-----------------------------------------
[Brucherus, Johannes Christophorus]

BRUCHERUS (Johannes Christophorus). geb. 29 Dec. 1698 te Groningen, gest. 14 Nov. 1750 te Appingedam, zoon van Heino Hermannus Brucherus en Ida Brugmans, werd voor het academisch onderwijs gevormd door zijn stielgrootvader Ds. Johannes Rames te Slochteren. Hij bezocht de hoogescholen van Harderwijk, Lingen en Groningen en werd predikant te Tjamsweer (1720-33), Embden (1733-44) en Appingedam (1744-50). Hij was gehuwd met Berendina Alberthoma, dochter van Gerhardus A., zoon van Engelbertus A. (I kol. 56). Na haar dood (1713), hertrouwde hij in 1740 met Alegunda Eyssonius, dochter van den Groninger prof. Rudolphus E. Als rector der Lat. school in zijn laatste gemeente hield hij een redevoering over De geoorloofde, dog moeielyke vereniginge van 't predik- met het rectorsambt. Hij gal in het licht: De wettige avondmaalgebruiker, zijnde een kort vertoog van de onwaarschijnlijkheid, dat Judas het H. Avondmaal zoude hebben genoten enz. met betrekkinge op de brief van D. Harkenroth enz. (Gron. 1731); Isagoge grammatica, seu brevis et analytica methodo disposita delineatio Syntaxeos, Phraseologiae, ut et Accentuationis linguae Hebraeae (Gron. 1743).

Zie: Boekzaal 1751, I, 76-85; Grafschriften in Stad en Lande (Gron. 1910) 12; Visscher en van Langeraad, Het Prot. Vaderland I, 663, 664.

Wumkes 
Brucherus, Johannes Christophorus (I9031)
 
857 [Rudolphus Eyssonius]

EYSSONIUS (Rudolphus), zoon van den voorgaande en van Elizabeth Brongers; werd te Groningen geboren den 1sten Februarij 1655, promoveerde aldaar in 1679 na het verdedigen eener dissertatie de Febri aquosa. Hij werd in 1696 tot Hoogleeraar in de ontleed- en scheikunde aan de Groningsche Hoogeschool benoemd, terwijl hem in het begin van 1705 ook het onderwijs in de geneeskunde werd opgedragen. Hij overleed op het einde van laatstgenoemd jaar. Hij liet zijne weduwe Engelina Sparringa, dochter van Uco Sparringa, Advokaat en Secretaris in Oost-Friesland, met drie zonen na; Uco, die in krijgsdienst geweest is, Henricus, die volgt, en Christophorus, overleden als predikant te Finsterwolde. Hij schreef:

Sylvae virgilianae prodomus, de arboribus glandiferis, Gron. 1695. 12o.

Syntagma medicum minus, Gron. 1670. 12o.

De fago, Gron. 1700. 12o. 
Eijssonius, Rudolphus (I9021)
 
858 Ælfthryth van Wessex (ook Elftrude of Elfrida) (Wessex, 868 - 7 juni 929) was een dochter van Alfred de Grote en van Aelhswyth van de Gaini.

De kroniekschrijver Asser schreef hoe zij en haar broer aan het koninklijk hof van Wessex werden opgevoed. Ælfthryth leerde alles wat passend was voor mensen van hoge geboorte. Zij bestudeerde de Psalmen en Angelsaksische boeken en vooral de Angelsaksische liederen, waar haar vader erg van hield.

In 884 trad zij in het huwelijk met graaf Boudewijn II van Vlaanderen en werd de moeder van:

Arnulf I de Grote, graaf van Vlaanderen
Adalolf (of Adelulf, Aethelwulf) (ca. 895 - 13 november 933), graaf van Boulogne en van Thérouanne, lekenabt van Sint-Bertinus
Ealswid
Ermentrude[1]
Na de dood van haar vader in 899 erfde zij Chippenham en twee andere landgoederen in Wiltshire. In 912 gaf zij Lewisham met de daaraan verbonden plaatsen Greenwich en Woolwich (alle drie deze plaatsen liggen nu in Zuid-Londen) aan de Sint-Pietersabdij in Gent.

Ælfthryth was de over-overgrootmoeder van Mathilde van Vlaanderen, die getrouwd was met Willem de Veroveraar, de eerste monarch van het Huis van Normandië. Dit betekent dat na de Normandische verovering van Engeland en de dood van Willem I alle vorsten van Engeland afstammelingen waren van het Huis van Wessex. Ælfthryth was dus degene die de vorsten uit het koninkrijk Wessex verbond met de Engelse koningen van na de Normandische verovering. 
van Wessex, Ælfthryth (I7084)
 
859 Æthelbald (ca. 834 – 860) was koning van Wessex en Kent van 856 tot 860.

Hij was de tweede zoon van koning Ethelwulf. Hij dwong zijn vader tot aftreden en trouwde in 858 met zijn stiefmoeder Judith, een dochter van Karel de Kale, koning der Franken. Het huwelijk werd nietig verklaard om redenen van bloedverwantschap en Karel beval zijn dochter terug naar Frankrijk waar zij in een klooster in Senlis belandde. Daaruit werd zij later geschaakt door Boudewijn I, graaf van Vlaanderen. Uit hun verbintenis kwam een stamboom voort, waartoe de latere koningin Mathilde van Vlaanderen behoort, de vrouw van Willem de Veroveraar.

Ethelbald stierf in 860 en werd begraven in Sherborne in Dorset. Hij werd opgevolgd door zijn broer Ethelbert. 
van Wessex, Aethelbald (I7088)
 
860 Æthelwulf, ook Ethelwulf of Edelwolv (ca. 800 - Londen, 13 januari 858) was koning van Wessex (839 - 856) en van Kent (825 - 856), Essex en Sussex. Hij was zoon van Egbert van Wessex en Redburga.

Leven
In 825 veroverde hij Kent voor Wessex, en werd daar koning onder het oppergezag van zijn vader. In 839 volgde hij zijn vader op als koning van Wessex, dat in die tijd het gehele zuidelijke kustgebied van Engeland omvatte: van Cornwall tot Essex. Hij werd gekroond in Kingston upon Thames. Al snel gaf hij het bestuur over het oostelijk deel van zijn rijk aan zijn oudste zoon Æthelstan en huwt zijn nog erg jonge dochter met de koning van Mercia.

Æthelwulf bereikt in 850 een akkoord over een grensgeschil met Mercia. Daarna wordt hij geconfronteerd met een inval van de Vikingen onder Rorik van Duurstede, die Canterbury en Londen wisten te veroveren en daarna Mercia versloegen. Æthelwulf versloeg de Vikingen in 851 bij Oakly of Ockly. Hij moest wel toestaan dat East Anglia onder controle van de Vikingen bleef. Ook versloeg hij in 853, samen met Mercia, Cyngen ap Cadell van Wales.

In 853 stuurde hij zijn jongste zoon Alfred, die zes jaar oud was en vermoedelijk was voorbestemd voor een geestelijk ambt, naar Rome. In 855 (vermoedelijk na het overlijden van zijn vrouw) ging hij ook zelf naar Rome en deed kostbare schenkingen aan de kerk, o.a. gouden kelken en vergulde zilveren kandelaars aan de St. Pieter en erkende ook de opperheerschappij van de paus. Na zijn terugkeer in 856 werd hij geconfronteerd door zijn zoons die tijdens zijn afwezigheid hadden geregeerd en steun hadden van de adel en de geestelijkheid. Æthelwulf koos voor onderhandelingen en er werd een compromis bereikt waarbij de macht werd gedeeld. Begin 858 overleed hij in Londen.

Graf
Æthelwulf overleed in Londen maar werd begraven in Steyning (Sussex). In de kerk daar is zijn vermoedelijke grafsteen nog te zien. Het graf werd echter verplaatst naar de Old Minster in Winchester en toen die werd afgebroken, werden zijn resten verplaatst naar de huidige kathedraal van Winchester.

Huwelijken en kinderen
Van Æthelwulf zijn twee huwelijken gedocumenteerd, maar er wordt aangenomen dat hij drie keer getrouwd is geweest en ook nog een minnares heeft gehad. Anders zijn leeftijdsverschillen tussen zijn kinderen en de manier waarop hun onderlinge verhouding wordt beschreven, niet te verklaren:

veronderstelde eerste vrouw:
1. Æthelstan
2. Osburga (ca. 810 - 855?), dochter van Oslac van Wight
-1. Æthelbald (ca. 834 - 860)
-2. Æthelswith (ovl. Pavia, 888). Vermoedelijk als jong meisje uitgehuwelijkt aan koning Burghred van Mercia. Overleden op weg naar Rome.
-3. Æthelred (ca. 837 - 871)
-4. Alfred de Grote (848 of 849 - 899)
-5. Osweald, (ovl. ca. 875), alleen bekend als getuige uit enkele aktes.
3. Judith van West-Francië, een dochter van Karel de Kale, die op 1 oktober 856 te Verberie-sur-Oise, 12 jaar oud, met de toen bijna 60-jarige Æthelwulf trouwde. Zij hadden geen kinderen. Volgens Frankisch gebruik werd ze "koningin" genoemd in plaats van "vrouw van de koning" wat onder de Angelsaksen gebruikelijk was. Deze meer formele status leidde tot veel weerstand onder de adel. Na de spoedige dood van Æthelwulf, nam diens oudste zoon Æthelbald haar tot vrouw. Ook dit huwelijk bleef zonder kinderen en werd later ongeldig verklaard wegens (aangetrouwde) bloedverwantschap. Judith werd teruggezonden naar haar vader en werd uiteindelijk van zijn hof geschaakt door Boudewijn I van Vlaanderen die later met haar trouwde.
minnares:
Æthelberht (ca. 835 - 866). Kon na de dood van Æthelbald koning worden, vermoedelijk omdat de overgebleven wettige zoons nog te jong waren. 
van Wessex, Aethelwulf (I7087)
 
861 •Huwelijk: Nieuwolda, DTB 2 - http://www.allegroningers.nl - Y
•Overleden: Nieuwolda, Rechterlijke Archieven 1648-1811 - 2000, S.H.Abels - Eexterzandvoort en T.K.J. Wagenaar - Groningen 
Cornelis, Anke (I2492)
 

      «Vorige «1 ... 14 15 16 17 18