Aantekeningen


Treffers 651 t/m 700 van 861

      «Vorige «1 ... 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Volgende»

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
651 ook genoemd Aaltje Jans Lijfring Jans, Aaltjen (I699)
 
652 ook genoemd als Jaartje Eelkes Dijkstra Dijkstra, Jaatje Eelkes (I89)
 
653 ook genoemd Ebeltje Otto Honk Ottens, Ebeltje (I519)
 
654 ook genoemd Gerritje Pieters

Lidmaten Uithuizermeeden

23-03-1714
De zaak tussen Martjen Willems en Anje Harmens is nog niet afgedaan door het gericht, dus ze blijven gesuspendeerd

Er is een verschil tussen Gaaike Cornellis en zijn vrouw Anje aan de ene zijde en Cornelis Gaikes en zijn vrouw Anje Hinderiks aan de andere zijde. Ze worden allen gesuspendeerd en dit zal hen door Jan Haijkes worden verteld.

Trijnje Jacobs wordt wegens haar ergerlijk leven gesuspendeerd en moet de volgende keer voor het consistorie verschijnen.

Naa voorgaande onderwijs sijn dese volgende personen angenomen
Wigger Tiddes
Gerritje Pieters sijn h.vr. 
Pieters, Gerritje (I1835)
 
655 Oomke Jans en Lysabet Pieters staan samen vermeldt in het lidmatenregister van Sappemeer 08-03-1711. In juni 1712 komen zij met attest. naar Veendam.

Op 02-05-1721 lenen Oomke Jans en Lysbet Pieters 250 gulden van Jan Gosses, coopman te Groningen, en Aeltien Jans Modderman (Vmm5). Zij was weduwe van Roelf Geerds. 
Peters, Lijsbet (I2752)
 
656 Oomke Jans en Lysabet Pieters staan samen vermeldt in het lidmatenregister van Sappemeer 08-03-1711. In juni 1712 komen zij met attest. naar Veendam.

Verzegeling 21-03-1721 Veendam tav een Tasse.
Verzegeling 16-09-1719 Veendam tav een ongeboeide Schuit.

Op 02-05-1721 lenen Oomke Jans en Lysbet Pieters 250 gulden van Jan Gosses, coopman te Groningen, en Aeltien Jans Modderman (Vmm5). Zij was weduwe van Roelf Geerds.

Zijn helling wordt in 1738 verkocht aan de zoon Jan, gelegen in Veendam omtrent de Kerkelaan en het Westerdiep,
hebbende tot swetten onder anderen ten oosten en ten zuiden het Wester-en het Dwarsdiep. 
Raad, Oomke Jans (I2751)
 
657 Oorspronkelijk aanwijzende tafel

Minuutplan Blija A2
Sectie A, Legger 115
Eigenaar Johannes Piers Gosliga (landbouwer) wonende te Beers
Diversen:
Perceelnr. In gebruik als Oppervlakte m² Klasse Belasting
442 Bouwland 16760 1
445 Bouwland 18860 1
446 Bouwland 12200 1
447 Bouwland 14770 1
448 Bouwland 13810 1

Minuutplan Marrum B1
Sectie B, Legger 52
Eigenaar Johannes Piers Gosliga (landbouwer) wonende te Beers
Diversen: en mede-eigenaren
Perceelnr. In gebruik als Oppervlakte m² Klasse Belasting
30 Keeg 28980 1
31 Keeg 53530 2
45 Keeg 33030 1
46 Keeg 44710 2
187 Bouwland 6680 2
211 Weiland 3530 2
212 Weiland 18640 2
213 Weiland 14630 2
214 Weiland 11440 2
215 Weiland Reed 1640 3
216 Huis, Schuur en Erf 1570 1 30
217 Boomgaard 1860 2
218 Weiland en Schuur 5180 1
219 Bouwland 14350 2
220 Bouwland 13340 2
230 Bouwland 20600 2
231 Bouwland 28060 2
232 Bouwland 10580 2
233 Weiland 11690 2
234 Weiland 14120 2
236 Bouwland 6950 2
237 Bouwland 13290 2
238 Bouwland 7630 2
239 Bouwland 7340 2
242 Bouwland 9560 2
251 Bouwland 7370 2
252 Bouwland 17280 2
253 Bouwland 6920 2
254 Bouwland 6350 2
256 Bouwland 17400 2
275 Bouwland 20940 2
276 Bouwland 8800 2

Minuutplan Blija D1
Sectie D, Legger 116
Eigenaar Johannes Piers Gosliga (landbouwer) wonende te Beers
Diversen: en mede-eigenaren
Perceelnr. In gebruik als Oppervlakte m² Klasse Belasting
171 Huis en Erf 400 1 24

Minuutplan Marrum A2
Sectie A
Legger 52
Eigenaar Johannes Piers Gosliga (landbouwer) wonende te Beers
Diversen: en mede-eigenaren
Perceelnr. In gebruik als Oppervlakte m² Klasse Belasting
235 Weiland 14940 3 
Gosliga, Johannes Piers (I10725)
 
658 Op 26 februari 1618 begraven in haar broers graf, naast haar vader en bij haar zus - met 2 of 3 van haar kinderen in Lefrouwe kerck (Vrouwenparochie) Dirksdr., Trijen (I1281)
 
659 Op 30 juni 1768 treedt hij op als "Sibbe Voogt en Broer" bij het tweede huwelijk van zijn broer Luirt Luirts met Epke Jacobs.

TER GEDAGTENISSE VAN DE EERBAAR KLAAS LUIRTS SAAXMA, IN SYN LESVEN HUISMAN OP LUTKESAAXUM IN HET CASPEL MAARHUISEN, ZYNDE OVERLEEDEN DEN 11 FEBRUWARY 1779 IN DEN OUDERDOM VAN 63 JAAREN, 2 MAANDEN EN 26 DAAGEN EN LEGT ALHYR BEGRAAVEN.
Wapen: Tussen de letters K.L. huismerk nr. 381, vergezeld van boven van drie klaverbladen, 2 en 1, en van onderen van drie klaverbladen, 1 en 2. 
Saxema, Claas Luirts (I8609)
 
660 Osburh of Osburga was de eerst echtgenote van koning Æthelwulf van Wessex en moeder van Alfred de Grote. Alfreds biograaf, Asser, omschreef haar als "een zeer religieuze vrouw, nobel door karakter en nobel door geboorte".[1]

Leven
Haar bestaan is enkel bekend uit Assers Vita Alfredi. Ze wordt niet als getuige genoemd in oorkondes, noch wordt haar dood vermeld in de Angelsaksische kroniek. Voor zover geweten is, was zij de moeder van al Æthelwulfs kinderen, zijn vijf zonen Æthelstan, Æthelbald, Æthelberht, Æthelred en Alfred de Grote, en zijn dochter Æthelswith, echtgenote van koning Burgred van Mercia.

Asser vertelt over haar dat ze een boek met Saksische liederen had dat ze aan Alfred en zijn broers toonde, waarna ze zei dat ze het boek zou geven aan degene die het als eerst kon memoriseren, een uitdaging die Alfred op zich nam en won.[2] Deze anekdote toont de interesse van hooggeborene vrouwen uit de 9e eeuw in boeken en hun rol in de opvoeding van hun kinderen aan.[3]

Osburh was de dochter van Oslac (die ook alleen maar bij Asser wordt vermeld), koning Æthelwulfs pincerna (schenker), een belangrijk figuur aan het koninklijk hof.[4] Oslac wordt omschreven als een afstameling van koning Cerdics Jutse neven, Stuf en Wihtgar, die het Isle of Wight hadden veroverd[5] en wordt hierdoor ook een Gautisch/Gotische afkomst toegeschreven. 
van Wight, Osburga (I7109)
 
661 Otgiva van Luxemburg (ca 986 - 21 februari 1030) was als eerste echtgenote van graaf Boudewijn IV van Vlaanderen door haar huwelijk gravin van Vlaanderen.

Afkomst
Zij was een dochter van graaf Frederik van Luxemburg, graaf in de Moezelgouw, en van diens vrouw Irmentrude van de Wetterau (stammoeder van de graven van Gleiberg), een dochter van graaf Herbert van de Wetterau. Via haar vaders lijn was zij een nicht van keizerin Cunegonde van Luxemburg. Haar zuster Irmentrude was met Welf II van Altdorf uit het huis der Welfen getrouwd.

Huwelijk en nakomelingen
Otgiva van Luxemburg werd in 1012 de eerste echtgenote van graaf Boudewijn IV van Vlaanderen, de enige zoon van Arnulf II van Vlaanderen en Suzanna van Italië. Zij werd de moeder van:

Boudewijn V van Vlaanderen
Ermengarde, gehuwd met Adalbert, graaf van Gent.
Waarschijnlijk is zij ook de moeder van een onbekende dochter, die later trouwde met Hendrik I van Leuven 
van Luxemburg, Otgiva (I7207)
 
662 Otto Eerelman
hield ‘open atelier’ in café op Grote Markt
door Beno Hofman

Toen Eerelman in 1920 in opdracht van de gemeente Groningen een groot schilderij van de paardenkeuring had gemaakt, werd het doek twee dagen voor het raam van een café op de Grote Markt tentoongesteld alvorens het naar de trouwzaal van het Groningse stadhuis verhuisde.

Otto Eerelman wordt in 1839 in de Gelkingestraat geboren als zoon van Samuel Eerelman en zijn vrouw Cornelske Pluimker. Eerelman sr. is aanvankelijk net als zijn vader wolkammer, maar wordt koster bij de A-kerk.

Het gezin verhuist naar het Stalstraatje en daarna naar het achterhuis van het Soephuis. Otto heeft even een jonger broertje, maar door diens vroege overlijden is hij spoedig weer enig kind.

In zijn jeugd is Otto Eerelman veel ziek, waardoor hij enige tijd ‘huisleerling’ is. Als Eerelman wel naar school kan, demonstreert hij zijn tekentalent door karikaturen te maken van de onderwijzers.

Na de lagere school moet Otto van zijn ouders aan het werk, maar de liefde voor het tekenen blijft en op zijn eenentwintigste krijgt hij eindelijk van zijn vader toestemming toelatingsexamen te doen bij Academie Minerva.

Op de kunstacademie, die dan is gevestigd aan de Oude Boteringestraat, krijgt Eerelman teken- en schilderlessen van directeur Johannes Hindrikus Egenberger. Deze leert hem grote composities te maken en kleine, snelle studies naar het leven.

Antwerpen
Na de afronding van de studie adviseert Egenberger hem naar Antwerpen te gaan om daar aan de Koninklijke Academie een vervolgcursus te doen. In Antwerpen komt Otto Eerelman in 1864 in contact met Laurens Alma Tadema, die hem de kneepjes van de klassieke schilderkunst leert. Na ruim een jaar keert Eerelman naar Groningen terug.

Parijs - Brussel - Den Haag
Egenberger biedt Eerelman en zijn oude studievriend Johannes Hermanus de Vries een aanstelling als hulponderwijzer op de Academie. De twee nemen het aanbod aan, maar Eerelman gaat eerst nog even naar Parijs om schetsen en studies te maken op de wereldtentoonstelling.

Naast zijn werk aan Minerva krijgt de schilder het druk met het maken van portretten. Veel Groningers komen langs op Visserstraat J 116 (35), waar Eerelman inmiddels woont.

Een van de door hem geportretteerden is Anna Frederica Braak, met wie hij in 1870 trouwt. Doordat Eerelman steeds meer opdrachten krijgt, vraagt hij ontslag bij Academie Minerva. Aan het eind van het cursusjaar 1873-’74 wordt het verzoek ingewilligd en verhuizen Otto en zijn vrouw naar Brussel.

Een jaar later vestigen de Eerelmannen zich in Den Haag, waar zij meer dan 25 jaar blijven. Otto Eerelman specialiseert zich hier tot schilder van paarden, honden, circussen en het koninklijk huis.

Arnhem - Groningen

In 1902 verhuizen Eerelman en zijn vrouw op advies van hun huisarts naar de Zuid-Veluwe.

Ze vestigen zich in Arnhem, het mekka van de Nederlandse landschapschilders.

Maar als in medische kringen wordt ontdekt dat de Zuid-Veluwe toch niet zo heilzaam is als voorgespiegeld, keren Otto en Anna in 1907 terug naar Groningen, naar een voor hen gebouwd huis op Hereweg 26.

Hoewel Eerelman in 1909 al zeventig is en soms vreselijk lijdt ‘aan rheumatische zenuwpijn’, reist hij nog naar Het Loo om een nest jonge honden van Koningin Wilhelmina te schilderen. De schilder laat zich steeds minder in het openbaar zien, maar doordat hij onder andere stillevens en hondenportretten maakt voor verlotingen voor goede doelen blijft hij enorm populair.

Groningse 'Nachtwacht'
Als Otto Eerelman tachtig wordt, eert de stad hem. Er wordt een straat naar hem genoemd in de in aanbouw zijnde Schildersbuurt en hij krijgt opdracht om een groot schilderij te maken van ‘De Paardenkeuring op de Grote Markt op de 28ste Augustus’.

Het schilderij wordt een soort Groningse ‘Nachtwacht’. Zo krijgen de dan al overleden Jan Evert Scholten en de eveneens niet meer in leven zijnde draver Tabor een prominente plek te midden van vele andere bekende Groningers.

Als het schilderij klaar is, wordt het twee dagen tentoongesteld voor het raam van voormalig café De Jong op de hoek van het Kreupelstraatje en de Grote Markt.

Volgens de Provinciale Groninger Courant van 30 maart 1920 ‘staat het er vól’ van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Na die twee dagen verhuist het schilderij naar de trouwzaal op de eerste verdieping van het stadhuis.

Een jaar later overlijdt Anna Braak en in 1926 volgt Otto Eerelman. Doordat de twee geen erfgenamen hebben, wordt het hele bezit - inclusief vele schilderijen - geveild.

Bron: Groninger Archieven 
Eerelman, Otto (I1711)
 
663 Otto I van Bentheim (ca. 1140 - 1208/09) was graaf van Bentheim. Hij was een jongere zoon van graaf Dirk VI van Holland en Sophia van Rheineck. Van zijn grootmoeder van moederskant, Geertruid van Northeim, erfde hij het graafschap Bentheim.

Otto begeleidde zijn moeder naar het Heilige Land in 1173. In 1187 werd hij genoemd als burggraaf van Coevorden. Otto nam deel aan de derde kruistocht, samen met zijn broer Floris III van Holland. In 1196 streed hij tegen de burggraaf van Coevorden. Otto steunde zijn neef Willem I van Holland in diens geslaagde poging om de macht over Holland te verwerven, ten koste van Ada van Holland (gravin).

Huwelijk en kinderen
Otto was gehuwd met Alveradis van Arnsberg (ca. 1160 - 1230), erfdochter van Malsen, dochter van Godfried I van Cuijk (1100-1167). Zij kregen de volgende kinderen:

Egbert, vermoord ca. 1210
Boudewijn I van Bentheim, opvolger van zijn vader
Otto, 1203 bisschop van Münster
Gertrud (ovl. 1240), kanunnikes te Freckenhorst, 1219 abdis van Metelen
Marina, gehuwd met Ricolt van Ochten
Agniese, gehuwd met Willem van Teylingen 
van Bentheim, Otto I (I7948)
 
664 Otto I van Gelre (ca. 1150 – 25 augustus 1207, begraven te Klooster Kamp in Kamp-Lintfort) was graaf van Gelre (1182-1207). Hij was een zoon van graaf Hendrik van Gelre en Zutphen en Agnes uit een onbekend geslacht.

Rond 1184 huwde Otto met Richarda van Beieren, een dochter van paltsgraaf Otto I van Beieren. Hij nam deel aan de derde Kruistocht (1189-1192) en nam daarin deel aan de belegering van Konya en aan het beleg van Akko. Otto was een van de laatste edelen uit de lage landen die terugkeerde van de kruistocht. Otto koos partij voor de keizer en tegen de graven van Holland en de hertogen van Brabant. Hij steunde Lodewijk II van Loon tijdens de Loonse Oorlog.

In 1190 werd hij als eerste graaf van Gelre en Zutphen genoemd. De betreffende oorkonde is de stadsbrief aan Zutphen. Otto verleende Zutphen als eerste Gelderse stad stadsrechten. Zijn zoon Gerard III en kleinzoon Otto II zouden dit Zutphense recht als model gebruiken voor de stadsprivileges van diverse andere Gelderse steden, waarmee Zutphen de moederstad van het Gelderse graafschap werd. De datering van de oorspronkelijke oorkonde is vermoedelijk 1194 en 1195. Het bewaarde afschrift is dat van Gerard III.

Otto I en Richardis kregen de volgende kinderen:

Hendrik (ovl ca. 1198), mederegent, verloofd met Ada van Holland, dochter van Dirk VII), maar kort daarna overleden en begraven in de Abdij van Rijnsburg
Gerard III van Gelre, opvolger van zijn vader
Aleid, gehuwd met graaf Willem I van Holland
Otto I, bisschop van Utrecht
Irmgard (ovl. na 1230), gehuwd met graaf Adolf I van der Mark
Margaretha (-1264), gehuwd met graaf Lotharius II van Ahe en Hochstaden, broer van aartsbisschop Koenraad van Keulen
Mechtildis, gehuwd met graaf Hendrik II van Nassau
Geschiedenis[bewerken]
Toen de graaf van Steinfurt zijn deel van de Heerlijkheid Bredevoort verkocht aan Engelbert II van Berg (de bisschop van Münster) en de graaf van Lohn zijn deel overgaf aan graaf Otto begon de strijd om het gehele bezit van de heerlijkheid tussen Münster en Gelre. Die strijd duurde twee eeuwen. Omstreeks 1388 verleende Otto stadsrechten aan Bredevoort.

Trivia
Het Graaf Ottobad in Zutphen is vernoemd naar Otto I van Gelre. 
van Gelre, Otto I (I7161)
 
665 Otto I van Salm (ca. 1085 - 1148) was graaf van Rheineck, en voogd van de abdij van Rolandswerth (bij Remagen), en paltsgraaf aan de Rijn.

Otto was de zoon van de Duitse tegenkoning Herman van Salm en Sophia van Formbach. Zij waren een van de meest pausgezinde families van die tijd. Hij bouwde de burcht Rheineck. Rond 1115 trouwde hij met Geertruid van Northeim, weduwe van paltsgraaf Siegfried. Hierdoor verwierf hij het ambt van paltsgraaf aan de Rijn. Otto verkreeg door erfenis het kasteel van Treis. Keizer Hendrik V erkende de erfenis niet en veroverde Treis in 1121. Toen zijn zwager Lotharius III van Supplinburg in 1125 tot koning werd gekozen, kreeg Otto het kasteel van Treis weer terug. Ook verkreeg hij het graafschap Bentheim. Otto herbouwde het kasteel van Bentheim dat was verwoest. In 1136 vergezelde hij Lotharius naar Italië. Na de dood van Lotharius (1137) verloor Otto de functie van paltsgraaf en het kasteel van Treis. De rest van zijn leven was hij daarover in conflict met de nieuwe paltsgraaf en met de aartsbisschop van Trier.

Otto's vrouw Geertruid was de dochter en erfgename van Hendrik de Vette, markgraaf van Friesland en graaf van Northeim, en van Gertrudis van Brunswijk. Kinderen van Otto en Geertruid waren:

Otto II (rond 1115 - 1149); bond de strijd aan met de nieuwe paltsgraaf Herman van Stahleck; viel in 1148 in diens handen en werd in het volgende jaar op de Schönburg bij Oberwesel gewurgd. Huwde NN, dochter van Albrecht de Beer (rond 1100 - 1170), eerste markgraaf en grondlegger van de mark Brandenburg [1].
Sophia (- 1176); huwde Dirk VI van Holland (-1157)
Beatrix; huwde Wilbrand I van Loccum-Hallermund, markgraaf van Friesland. 
van Salm, Otto I (I7950)
 
666 Otto II (eind 955 – Rome, 7 december 983) was hertog der Saksen, koning van Duitsland en Italië en keizer van het Heilige Roomse Rijk.

Jeugd
Otto was de zoon van keizer Otto de Grote, de meest succesvolle vorst sinds Karel de Grote, en diens tweede vrouw Adelheid van Italië. Otto werd opgevoed door zijn oom Bruno de Grote, aartsbisschop van Keulen en zijn stiefbroer Willem, aartsbisschop van Mainz. Hierdoor had hij een goede opleiding en een belangstelling voor wetenschap en theologie. Om zijn opvolging te waarborgen liet Otto I zijn zoon Otto II al tijdens zijn leven kronen:

961: medekoning van Italië
962: medekoning van Duitsland
967: medekeizer
Op 14 april 972 huwde hij de Byzantijnse prinses Theophanu, nicht van keizer Johannes I Tzimiskes. In 973 volgde Otto zijn vader na diens overlijden op als koning van Duitsland en Italië, en hertog van Saksen. Op eerste kerstdag van dat jaar werd hij te Rome opnieuw gekroond tot keizer.

Duitsland
De eerste periode van zijn regering gaf Otto prioriteit aan het verzekeren van zijn machtspositie in Duitsland en de conflicten met de buurstaten van Duitsland.

Allereerst werd Otto geconfronteerd met een opstand in Lotharingen die met Franse steun werd geleid door de broers Reinier IV van Henegouwen en Lambert I van Leuven. In eerste instantie wist hij de opstand nog te onderdrukken maar in 976 besloot Otto om na een onbesliste veldslag bij Bergen vrede te sluiten met de broers en hen weer de graafschappen van hun vader te geven.

In 974 kwam Otto in conflict met zijn neef Hendrik II van Beieren toen Burchard III van Zwaben overleed. Hendrik was beloofd dat hij dan hertog van Zwaben zou worden maar Otto gaf de titel aan een andere neef: Otto I van Zwaben. De moeder van Hendrik, Judith van Beieren, organiseerde een samenzwering tegen de keizer, waaraan werd deelgenomen door bisschop Abraham van Freising, de hertog van Bohemen, Polen en verschillende leden van de clerus en de adel, die ontevreden waren over het beleid van de vorige keizer, Otto I de Grote. Het plan werd echter ontdekt en relatief gemakkelijk onderdrukt. In hetzelfde jaar konden Otto's troepen met succes een poging van Harald I van Denemarken om het Saksische juk af te werpen verijdelen. In 975 mislukte Otto's expeditie tegen Bohemen doordat er problemen in Beieren uitbraken, waardoor Bohemen en Polen praktisch onafhankelijk waren. Het volgende jaar dwong Otto Hendrik om te vluchten naar Bohemen. Otto gaf de hertogstitel van Beieren aan Otto van Zwaben, maar maakte Oostenrijk en Karinthië los van Beieren en maakte er zelfstandige hertogdommen van. Ook onttrok hij de zeggenschap over het bisdom van Praag aan het aartsbisdom van Regensburg en gaf het aan het aartsbisdom van Mainz. In 977 onderdrukte hij het verzet in Beieren, met de verovering van Passau, en Bohemen. In 979 sloot Otto ook vrede met Polen.

In 977 gaf bood hij zijn neef Karel van Neder-Lotharingen toevlucht toen die uit Frankrijk was verbannen en maakte hem hertog van Neder-Lotharingen. Hierdoor kwam hij in conflict met koning Lotharius van Frankrijk die zelfs voor korte tijd Aken wist te bezetten. Otto kon met zijn gezin op tijd uit Aken ontsnappen maar Lothar kon waardevolle schatten buitmaken. In september 978 sloeg Otto terug. Met een leger van 30.000 man viel Otto de West-Frankische gebieden binnen. Hij ontmoette weinig weerstand, maar ziekte onder zijn troepen dwong hem een begonnen beleg van Parijs op te geven. Op de terugreis werd de achterhoede van zijn leger verslagen bij het oversteken van de Aisne. De bagagetrein met alle buit viel in handen van de West-Franken. Otto's moeder, Adelheid, die ook schoonmoeder van Lotharius was, brak met Otto en trok naar haar familie in Bourgondië. Tijdens een bespreking in 980 te Margut, sloot Otto vrede met Lotharius die afzag van Lotharingen. In ruil daarvoor erkende Otto II de rechten van de zoon van Lotharius, Lodewijk V van Frankrijk op de West-Frankische troon. Hugo Capet was bang dat hij het nieuwe doelwit van Otto zou worden en investeerde veel in de relaties met Otto (hij zou hem zelfs in Rome bezoeken), Theophanu en Adelheid.

Hij was beschermheer van de Sint-Baafsabdij te Gent.

Italië
Nadat al deze verwikkelingen vanuit zijn perspectief tot een redelijk goed einde waren gebracht voelde Otto II zich nu vrij om naar Italië te reizen. De regering van Duitsland vertrouwde hij toe aan de aartskanselier Willigis en aan hertog Bernhard I van Saksen. Hij werd op zijn reis vergezeld door zijn vrouw, zijn zoon, Otto van Beieren en Zwaben, de bisschoppen van Worms, Metz en Merseburg en tal van andere grafen en baronnen. Hij stak in het hedendaagse Zwitserland de Alpen over. In Pavia verzoende hij zich met zijn moeder, waarna hij in 980 de Kerst vierde in Ravenna.

Otto had de ambitie om orde te herstellen in het gehele vasteland van Italië en het te onderwerpen aan zijn koningschap. Hij begon met Rome, waar na het overlijden van zijn vader een anarchie was ontstaan. Paus Benedictus VI, die nog door zijn vader was gekozen, werd door de Romeinse burgerij gevangen gehouden in Castel Sant'Angelo, waar hij in 974 stierf. Zijn opvolger Bonifatius VII was naar Constantinopel gevlucht en Benedictus VII, de voormalige bisschop van Sutri, was nu paus. Voorafgegaan door Benedictus VII trad Otto II op Paasdag plechtig Rome binnen. Otto hield in Rome een schitterend hof, dat werd bijgewoond door vorsten en edelen uit alle delen van West-Europa. Tijdens een feestmaal in het Vaticaan werden alle opstandige edelen uitgenodigd, er werd een lijst met namen voorgelezen en alle personen op de lijst werden door soldaten meegenomen en buiten gedood. Otto wordt daarom in Italië ook “de Bloedige” genoemd.

Na de dood van zijn Langobardische vazal, Pandulf, IJzerenhoofd in 981, was het zuiden van Italië een politieke en militaire lappendeken waar het Byzantijnse Rijk, de Saracenen en onafhankelijke vorsten van Langobardische herkomst elkaar voortdurend bevochten. Otto verkreeg uiteindelijk de erkenning van zijn gezag van alle Langobardische vorstendommen in Zuid-Italië onder de heerschappij van Manso I van Amalfi. In januari 982 marcheerden Duitse troepen naar de Byzantijnse gebieden en veroverden Bari en Tarente. Otto leed echter een zware nederlaag tegen de Saracenen in de slag van Crotone en moest zich terugtrekken naar het noorden.

Via Rome trok hij naar Verona. Op een rijksdag daar in juni 983, die voornamelijk door Noord-Italiaanse vorsten werd bijgewoond, liet hij zijn jonge zoon Otto III als koning van Duitsland bevestigen en bereidde hij een nieuwe campagne tegen de Saracenen voor. Hij sloot een akkoord met de Republiek Venetië, waarvan hij hard hulp nodig had na de nederlaag bij Crotone. In Rome bewerkstelligde Otto de uitverkiezing van Peter van Pavia als paus Johannes XIV.

Net toen het nieuws van een algemene opstand van de Slavische stammen aan de oostelijke grens van het Oost-Frankische rijk hem bereikte, stierf hij op 7 december 983 in zijn paleis in Rome - nog geen 30 jaar oud. Otto leed aan malaria en had zichzelf extra verzwakt door een veel te grote dosis van een laxeermiddel te nemen. Otto werd begraven in het atrium van Sint-Pietersbasiliek. Toen deze kerk werd herbouwd werden zijn resten overgebracht naar de crypte, waar zijn graf nog steeds is te zien.

Huwelijk en nageslacht
Op 14 april 972 huwde hij met de Byzantijnse prinses Theophanu, (aangetrouwde) nicht van keizer Johannes I Tzimiskes. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren:

Adelheid, (973/974 – 14 januari 1044), non in de abdij van Quedlinburg en tijdens zijn opstand ontvoerd door Hendrik II van Beieren; in 999 abdis van Quedlinburg, in 1014 van Gernrode en in 1039 van de Gandersheim
Sophia (oktober 975 – eind januari 1039), opgevoed in de abdij van Gandersheim waar ze non werd, in 1002 abdis van Gandersheim en in 1012 ook abdis van Essen
Mathilde (979 – Echtz, 1025), gehuwd met paltsgraaf Ezzo van Lotharingen en moeder van Richeza, koningin van Polen
Otto III, (juni/juli 980–1002), Rooms keizer
Een dochter, een tweelingzus van Otto, zij stierf vóór 8 oktober 980 
Keizer, Otto II (I7965)
 
667 Otto II van Gelre (ca 1215 – 10 januari 1271[3]), bijgenaamd de Lamme, was graaf van Gelre en Zutphen van 22 oktober 1229 tot zijn dood in 1271. Hij is de zoon van graaf Gerard III van Gelre (ook wel aangeduid als Gerard IV of Gerard V) en Margaretha van Brabant. De graaf had vele bijnamen. Voorbeelden hiervan zijn ‘de Lamme’, 'de Paardenvoet' of de ‘Hinkende’ vanwege zijn klompvoet. Een andere bijnaam was ook wel de Stedenstichter vanwege de vele plaatsen die hij tot stad verhief.

Familie
Op vijftienjarige leeftijd volgde hij zijn vader Gerard III van Gelre op. Otto regeerde 42 jaar. Otto II trouwde in 1240 met Margaretha van Kleef (†10 september 1251), de dochter van graaf Diederik VI van Kleef en Mechtild van Dinslaken. Zij schonk hem twee dochters:

Elizabeth (†31 maart 1313, begraven in klooster Gräfrath, trouwde op 17 maart 1249 met graaf Adolf V van Berg (†28 september 1296)
Margaretha († voor 1286), zij trouwde voor 1262 met graaf Enguerrand IV van Coucy en Oisy, Vicomte de Meaux (†1286)
In 1253 trouwde hij met Filippa de Dammartin, dochter van graaf Simon van Dammartin, en werd vader van:

Reinoud (1255-1326)
Filippa, gehuwd met Walram van Valkenburg, Monschau en Sittard, zoon van Dirk I van Valkenburg
Margaretha, gehuwd met graaf Diederik VIII van Kleef.

Levensloop
Otto II was graaf van Gelre van 1229 tot aan zijn dood. Hij bemiddelde vaak bij vetes in zijn omgeving. Ook werd hijzelf vaak in conflicten betrokken door zijn bezittingen in Westfalen, onder andere met de graven van Ravensberg en Tecklenburg maar ook met de bisschoppen van Münster, Osnabrück en Paderborn.

Om de invloed in de Nederrijnlanden voerde Otto II vele oorlogen met de graven van Kleef en bisschoppen van Utrecht. Zijn aanspraken op Salland moest hij daardoor opgeven.

In 1247 werd Otto II door Paus Innocentius IV gevraagd of hij Rooms-koning wilde worden. Hij was de tweede keus, want de hertog van Brabant had de kroon al geweigerd. Hij wees dit aanbod af, omdat dit ambt veel nadeel zou brengen.

Het klooster Grafenthal werd in 1248 gebouwd op aandringen van zijn vrouw Margaretha van Kleef. De kloosterkerk was het eerste bouwwerk op het kloostercomplex. In hetzelfde jaar kwam de stad Nijmegen in zijn bezit. Otto II liet in 1250 aanvangen met de bouw van de Grote of Sint-Stevenskerk, die pas in 1476 zou worden voltooid. In 1251 werd het lichaam van Margaretha van Kleef bijgezet in de kerk van het klooster Graefenthal. Vlak voor zijn dood vocht hij nog enkele geschillen met de stad Zutphen uit.

Otto bereikte als bondgenoot van de Hertogen van Brabant en Graven van Holland (van 1261 t/m 1262) een hoge positie in Neder-Lotharingen. Hij verkreeg vele heerlijkheden waaronder Groenlo, Bredevoort en Lichtenvoorde. Zodoende was hij beschermheer van Keulen.

Voogd van Holland (1263-1266)
Otto II was een goede bondgenoot van Willem II van Holland. Toen deze sneuvelde in een campagne tegen de Friezen in 1256, erfde Floris V van Holland het graafschap Holland. Floris V stond nog onder voogdij van Floris de Voogd (tot 1258) en daarna door Aleid van Holland waarmee Otto II de voogdij bevocht over Holland en Zeeland met andere edelen.[7] Bij de slag bij Reimerswaal op 22 januari 1263 versloeg Otto II zijn rivaal Aleid, waarna hij als voogd werd verkozen.[8] In 1266 werd Floris V meerderjarig op twaalfjarige leeftijd en werd hij in staat geacht om zelf zijn graafschap te regeren.

Een andere bijnaam van Otto is ‘de stedenstichter’. Hij verleende tijdens zijn regeerperiode stadsrechten aan 29 steden, onder meer Geldern (1229), Goch (ca 1230), Roermond (1231), Harderwijk (1231), Grave (1232), Emmerik (1233), Arnhem (1233), Lochem (1233), Doetinchem (1236), Doesburg (1237), Wageningen (1263) en Montfort (waarschijnlijk in 1263).

Otto II werd opgevolgd door zijn zoon Reinoud I. Hij ligt begraven in het klooster Graefenthal. 
van Gelre, Otto II (I7158)
 
668 Otto II van Zwaben (ca. 1000 - bij Bonn, 7 september 1047) was hertog van Zwaben.

Otto volgde zijn vader in 1034 op als paltsgraaf van Lotharingen, graaf van de Deutz- en Auelgouw, en voogd van de abdij van Brauweiler. Op het paasfeest van 1045 te Goslar werd hij door keizer Hendrik III benoemd tot hertog van Zwaben. In ruil voor zijn benoeming moest hij het paltsgraafschap, Duisburg en Kaiserswerth opgeven. Otto overleed twee jaar later op de terugweg van een oorlog in Friesland, op zijn kasteel Tomburg, bij Bonn. Hij werd begraven in de abdij van Brauweiler.

Otto was zoon van Ezzo en van Mathilde (979 – Echtz, 4 november 1025), dochter van keizer Otto II. Hij trouwde met een verder onbekende dochter van Hugo VI van Eguisheim (ca. 970 - 1049) en Heilwich van Dachsburg (ca. 980 - 1046), zuster van paus Leo IX. Otto had een dochter Richenza (1020-1083), die gehuwd was met Herman III van Werl en met Otto I van Northeim.

Van Otto's vrouw zijn de volgende voorouders bekend:

Hugo VI van Eguisheim, graaf van de Elzasser Nordgau
Hugo V "Raucus" van de Nordgouw (ca. 935 - 974/986), gehuwd met een onbekende vrouw, dochter van ene Gerhard
Eberhard IV van de Nordgau (ca. 910 - 18 december 973), sticht een klooster in Altdorf (Rijnland-Palts)
Hugo III in de Nordgau (ca. 880 - 940)
Eberhard III van de Nordgau, gehuwd met Adelinda
Hildegard van Ferrette (ca. 890 - voor 940)
Luitgard van Lotharingen (ca. 910 - na 8 april 960)
Wigerik, gehuwd met Kunigunde van de Ardennen
Heilwich van Dachsburg, erfdochter van Dagsburg en Eguisheim
Ludwig van Dagsburg (ca. 950 - 1015) 
van Zwaben, Otto II (I7962)
 
669 Otto van Northeim (ca. 1030 - 11 januari 1083) was een van de belangrijkste tegenstanders van keizer Hendrik IV.

Otto erfde het graafschap Northeim. Tijdens het bestuur van regentes Agnes van Poitou kreeg Otto een belangrijke positie in Duitsland. Agnes probeerde haar macht te behouden door de hoogste adel zo veel mogelijk macht te ontzeggen. Ze bestuurde met hulp van de geestelijkheid, ministerialen en de lager adel. Door dat beleid werd Otto in 1061 (als Otto II) tot hertog van Beieren benoemd.

Een jaar later al kreeg Otto te maken met de hovelingen die ontevreden waren over het beleid van Agnes. Hij sloot zich aan bij deze fractie, waar onder anderen Egbert I van Meißen en de aartsbisschoppen Anno II van Keulen, Adalbert van Bremen en Siegfried I van Mainz toe behoorden. Na een feestmaal in de palts van Kaiserswerth nodigde Anno de jonge Hendrik IV uit om zijn schip te bezichtigen. Toen de jongen en de samenzweerders aan boord waren, voer het schip onverhoeds weg. Hendrik sprong in paniek overboord en zou zijn verdronken als Egbert hem niet was nagesprongen en hem had gered. De samenzweerders eisten dat Agnes de regeringsmacht aan hen zou overdragen, en zij gaf toe.

Als hertog ondernam hij in 1062 een veldtocht naar Hongarije om de daar verdreven koning Salomo weer op de troon te zetten. Ook voerde Otto verschillende politieke missies uit in Italië, en nam in 1069 deel aan een veldtocht tegen de Slaven. Tegen deze tijd hadden Otto en Hendrik een slechte verhouding gekregen door de situatie in Saksen: Hendrik probeerde de grote koninklijke bezittingen rond de Harz (uit de tijd van de Saksische koningen) zeker te stellen en te vergroten, terwijl Otto als graaf van Northeim dat als een bedreiging zag. In 1070 beschuldigde een ridder uit Saksen, Egeno van Konradsburg, Otto ervan dat hij hem opdracht had gegeven om de koning te vermoorden. Ook toen al was het duidelijk dat deze beschuldiging bedoeld was om Otto uit zijn machtige positie te kunnen zetten en zijn bezittingen te confisqueren. Dit plan was uitgewerkt door de Hessische graven Giso II en Adalbert van Schauenburg, die Egeno hadden betaald om Otto te beschuldigen. De koning beval Otto om naar het hof in Goslar te komen, om in een tweegevecht met Egeno door een godsoordeel zijn onschuld te bewijzen. Otto vermoedde een valstrik en kwam in opstand, gesteund door Magnus van Saksen. Op pinksterdag 1071 moesten zij zich echter aan de keizer onderwerpen. Hun functies, leengoederen en eigen bezittingen werden hen afgenomen en ze werden gevangengezet. Otto werd in 1072 weer vrijgelaten en kreeg zijn eigen bezittingen weer terug. Omdat Magnus niet van zijn hertogstitel af wilde zien bleef hij gevangen. Otto's schoonzoon Welf IV verstootte zijn vrouw en werd tijdens het kerstfeest van 1070 te Goslar beleend met het hertogdom Beieren, zonder dat Hendrik IV hierover met de Beierse adel had overlegd. Giso en Adalbert werden door volgelingen van Otto vermoord. Egeno van Konradsburg werd beschuldigd van roof, hem werden de ogen uitgestoken

In 1073 deden de groten van Saksen, onder leiding van Otto, hun beklag bij koning Hendrik IV in Goslar (in Saksen). De koning wilde niet naar hun klachten luisteren, en toen de Saksen met een leger terugkwamen vluchtte hij naar de Harzburg. Toen de Saksen dit kasteel belegerden, moest Hendrik weer vluchten. Magnus van Saksen, die in de Harzburg was opgesloten, werd daarna bevrijd. Het lukte Hendrik niet om een leger op de been te brengen en zo was hij tot een compromis gedwongen (vrede van Gerstungen, 1074). Hendrik beloofde met name om een aantal kastelen te ontmantelen, waaronder de Harzburg. Otto kreeg zijn belangrijkste titels terug (ook die van hertog van Beieren, maar zou die functie niet meer daadwerkelijk uitoefenen), en ook Magnus zal in zijn rechten zijn hersteld. Welf stelde zich in de ontbrandende investituurstrijd duidelijk aan de kant van de paus op.

Ook Otto koos in 1074 ook de kant van de paus. In 1075 wist Hendrik echter een Saksisch leger te verslaan bij het klooster Homburg aan de Unstruth (ten westen van Erfurt). De Saksische edelen moesten voor het hele leger, barrevoets om genade smeken. Hendrik spaarde hun leven maar nam veel van hun leengoederen af. Otto werd licht gestraft, hij verloor de hertogstitel van Beieren maar werd wel stadhouder van Saksen. Desondanks stelde Otto zich kandidaat als koning toen Hendrik door de paus in de ban was gedaan. Ook nadat de banvloek ongedaan was gemaakt hielden de vorsten hun verzet tegen Hendrik vol, maar ze kozen op 15 maart 1077 Rudolf van Rheinfelden, de hertog van Zwaben tot koning. Otto nam zijn verlies en werd Rudolfs belangrijkste veldheer. Otto vocht voor Rudolf in de slag bij Mellrichstadt, de slag bij Flarchheim (27 januari 1080, met onbesliste uitkomst hoewel Hendrik daar de Heilige Lans (Wenen) op Rudolf buitmaakte) en in de Slag bij Hohenmölsen.

In 1081 viel Otto van zijn paard en brak een been. Twee jaar later overleed hij aan de gevolgen van die verwondingen. Kort voor zijn dood zou hij nog een klooster hebben gesticht dat was gewijd aan Blasius van Sebaste. Otto werd begraven in de Nicolaaskapel te Northeim (stad).

Otto was de enige zoon van Bernhard van Northeim (ca. 980 - na 1024) en gravin Eilika, mogelijk een dochter van Siegfried van Walbeck. Bernhard was een van de Saksische edelen die op 30 april 1002 de troonpretendent Ekhard I van Meißen doodde. Bernhard was zoon van Siegfried van Northeim (ca. 940 - 1004) en Etehelinde.
Otto was gehuwd met Richenza van Zwaben, vermoedelijk een dochter van Otto II van Zwaben. Zij kregen de volgende kinderen:

Otto, jong overleden
Hendrik van Northeim
graaf Siegfried III van Boyneburg (-1007)
Kuno van Beichlingen
Ethelinde, die huwde met Welf IV (-1101), door hem werd verstoten in 1070 en toen trouwde met Herman I van Kalvelange (-1082)
Ida, die huwde met graaf Thiemo I van Wettin , ouders van Dedo, markgraaf Koenraad de Grote van Meißen en van Mathilde
Mathilde, die huwde met graaf Koenraad II van Werl-Arnsberg.
een onbekende dochter
Richenza was in haar eerste huwelijk getrouwd met Herman III van Werl. 
van Northeim, Otto I (I7960)
 
670 oud-schepen van Amsterdam, en Agneta de Graef Bicker, Jan (I9576)
 
671 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Winneweer en Loula, 1693, pagina 5161
Vermelding: De Weduwe van Otte Roeloffs doedt neringe en hout harbarge, is een keutersche.
Bedrag: 2-00-00. 
Koens, Griete (I3307)
 
672 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Winneweer en Lula, 1694, pagina 5170
Vermelding: De soon van Otto Roeloffs.
Bedrag: 2-00-00 
Ottens, Coene (I1215)
 
673 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaarderveen, 1754, pagina 5203
Vermelding: Willem Lucas wed. keutersche.
Bedrag: 1-00-00. 
Derks, Grietje (I5722)
 
674 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaarderveen, 1764, pagina 5219
Vermelding: Jan Lamberts 2 peerden.
Bedrag: 2-00-00.

Deel 5 folio 350
Soort akte: lening
Leners: Jan Lamberts en huisvrouw van Zuidlaarderveen
Uitleners: ette Roelof Tamming van Zuidlaren als hoofdmomber over Jantje
Geerts, wed. van Jan Roelofs van Zuidlaren
Bedrag: 300
Keurnoten: Berent Steringa; Roelof Cloots
Plaats: Zuidlaren
Datum: 7-11-1769

Deel 5 folio 526
Soort akte: lening
Leners: Jan Lamberts van Zuidlaarderveen
Uitleners: Grietje Remmelts, minderjarige dochter van wijlen Remmelt Rabbens.
Hoofdmomber is Jan Meijering van Annen
Bedrag: 600
Keurnoten: ette Berent Steringa; Roelof Strating
Plaats: Zuidlaren
Datum: 11-5-1772

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaarderveen, 1774, pagina 5236
Vermelding: Jan Lamberts.
Bedrag: 2-00-00.
Deel 6 folio 20

Deel 3 folio 226
Soort akte: lening
Leners: Jan Thomas x Jantje Geerts van Zuidlaarderveen
Uitleners: diaconie Zuidlaren (Willem Jelis, boekhouder, Otto Karst, Berent
Frijman, Jan Roelofs)
Bedrag: 400
Keurnoten: Harmen Hidding en Frerik Cruisen
Plaats: Zuidlaren
Datum: 28-5-1727
Bijzonderheden: 1-7-1774 afbetaald en op verzoek van Jan Lamberts van
Zuidlaarderveen nomine uxoris erfgenaam van Jan Thomas
doorgehaald.

Deel 6 folio 20
Soort akte: verkoop
verkopers: Jan Lammerts x Geertje Jans van Zuidlaarderveen; Geert Willems x
Jantje Lammerts van de Kiel
koper: Geert Lammerts van Zuidlaarderveen
Datum: 10-3-1775
Bijzonderheden: Betreft goederen van hun vader Lammert Geerts

30e en 40e penningen (1679-1797), rekendag 06-02-1781, pagina 6633
Vermelding: Jan Lamberts
Datering: 08-03-1779
N.11 de 40 st. van f 650 ad 16-5-0
waar over Jan Lamberts op den 13 feb. 1772 ingevolge angave van den 8 meert 1779
1/3 van een plaatse op Zuidlaarderveen van Geert ten Velde hadde angekogt alles
onder reserve van de boete da niet in tijd is angegeeven.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaarderveen, 1784, pagina 5248
Vermelding: Jan Lamberts.
Bedrag: 2-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaarderveen, 1794, pagina 5260
Vermelding: Jan Lamberts.
Bedrag: 3-00-00. 
Lammerts, Jan (I1223)
 
675 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidtlaerder Veen, 1691, pagina 5131
Vermelding: Geert Jobinge en sijn Swager, 4 paarden.
Bedrag: 4-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Suidtlaarder Veene, 1692, pagina 5146
Vermelding: Geert Joobinge drie peerden.
Bedrag: 3-00-00. 
Jobinge, Geert (I1744)
 
676 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuitlaer Veen, 1672, pagina 5118
Vermelding: Jan Jobinge vol huis.
Bedrag: 4-00-00. 
Jobinge, Jan (I5165)
 
677 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuitlaerderveen, 1743, pagina 5181
Vermelding: Jan Eujbis, geniet van de jackonije.
Bedrag: 0-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaren, 1744, pagina 5186
Vermelding: Jan Eijbes op Zuidlaarderveen geniet van de Diaconije jeder reis eenige rogge en klederen, alle jaren. en hare goederen bij Execuitie&koft, en is door de Diaconije wederom ingelost, en ook voor huis huire Borge gesegt..
Bedrag: .

Deel/folio/datum 49/184v/25-11-1749
Eiser: Grietien Jans meerderjarige dochter van Jan Eibes en Henderickien
Harmens te Zuidlaarderveen
Verweerder: Roelof Roelofs minderjarige zoon van wijlen Roelof Oldenziel
tegenwoordig wonende te Wildervank
Onderwerp: trouwbelofte
Inhoud: eiser is na trouwbelofte etc. bevallen van een zoon. Er is sprake van de
stiefvader van de verweerder en zijn hoofdmomber. Eiser krijgt ongelijk.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.37, Haardstedengeld Zuidlaren, Zuidlaarderveen, 1754, pagina 5203
Vermelding: Jan Eibis geniet van dejaconij.
Bedrag: . 
Eibes, Jan (I5766)
 
678 Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.4, Haardstedengeld Dalen/Oosterhesselen, Dalen, 1693, pagina 675
Vermelding: Derck Altinge op Kruimincks, een koeter en schoemaecker.
Bedrag: 2-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.4, Haardstedengeld Dalen/Oosterhesselen, Dalen, 1694, pagina 699
Vermelding: Derck Altinge op Cruimincks, een koeter en schoemaecker.
Bedrag: 2-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.4, Haardstedengeld Dalen/Oosterhesselen, Dalen (kopie), 1694, pagina 724
Vermelding: Derck Altinge op Cruimincks, een keuter en schoemaecker.
Bedrag: 2-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.4, Haardstedengeld Dalen/Oosterhesselen, Dalen, 1695, pagina 744
Vermelding: Jan Cruimincks, een vrijgeselle doet het ambacht van kuipen, woont bij Derck Altinge in huis.
Bedrag: 1-00-00.

Oude Staten Archieven (OSA), toegangsnummer 0001, inventarisnummer 868.4, Haardstedengeld Dalen/Oosterhesselen, Dalen, 1695, pagina 742
Vermelding: Derck Altinge op Cruimincks, een keuter en schoemaecker.
Bedrag: 2-00-00.

Lidmaten Hoogezand
11 september 1698

Derck Altingh en sijn vrouw
Niesjen Kruiminck van Groningen 
Altinge, Derk Jans (I7766)
 
679 ouders wonen te Slochteren Elzinga, Saardina (I256)
 
680 Overlijdensboek 1755-1777
Bron: Registraties vóór 1811Soort registratie: begraafaktePlaats: Eenrum
Overledene
N.n. overleden op 20-07-1771 te Eenrum
Diversen: kind, nalatende vader, moeder en 3 zusters

Vader Jan Alderts
Diversen: bakker

Bronvermelding
Overlijdensboek 1755-1777, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 55, blad 35
Gemeente: Kerkelijke gemeente - Eenrum 
Alderts, Jan (I8441)
 
681 Pepijn (of Pippijn) (Jupille-sur-Meuse, 714 - Saint-Denis, 24 september 768, de Korte of de Jongere genaamd, was vanaf 741 hofmeier en vanaf 751 tot zijn dood de eerste koning der Franken uit het Karolingische huis.

Afkomst
Hij was een zoon van Karel Martel en Rotrude van Trier. Hij trouwde met Bertrada van Laon, dochter van Charibert van Laon. Omdat hij was genoemd naar zijn grootvader, Pepijn van Herstal, die op zijn beurt ook genoemd is naar zijn grootvader, Pepijn van Landen, beiden hofmeiers, wordt Pepijn de Korte ook wel genummerd als Pepijn III. Pepijn is de vader van Karel de Grote.

Jeugd
Pepijn werd in 714 geboren in een geslacht van machtige hofmeiers maar ten tijde van zijn geboorte was zijn vader nog lang niet zeker van zijn positie. Pas na enkele jaren van burgeroorlog kon Karel Martel zich in 719 als hofmeier van alle Franken vestigen.

Gedeelde regering met Carloman
In 741 stierf Karel, in naam nog hofmeier maar in de praktijk koning van de Franken. Karel had niet eens de moeite genomen om de schijn op te houden en na de dood van de laatste koning had hij de positie vacant gelaten. Pepijn en zijn broer Carloman volgden hun vader op als hofmeier en de facto heersers van het koninkrijk tijdens een interregnum (737-743). Pepijn kreeg het gezag in het westelijk deel van het rijk (Aquitanië, Neustrië, Bourgondië, de Provence en de gebieden rond Metz en Trier), Carloman regeerde in het oostelijk deel (de rest van Austrasië, Thüringen, Alemannië en Beieren). Hun halfbroer Grifo kreeg enkele graafschappen in het westen van Austrasië. Aquitanië, Alemannië en Beieren waren onderworpen aan het Frankisch gezag maar behielden een hoge mate van zelfstandigheid.
De bijzondere verdeling van het westelijke grensgebied van Austrasië was vermoedelijk gebaseerd op een tweede verdeling: naast de regering moest ook het familiebezit worden verdeeld. En het familiebezit van de Karolingen lag in de dalen van de Maas en de Moezel. Het lijkt erop dat Pepijn de bezittingen in het Moezeldal kreeg, Carloman die in het Maasdal en dat ook Grifo enkele restanten kreeg.

Consolidatie van de macht
In 742 bakenen Pepijn en Carloman hun domeinen af tijdens een bijeenkomst in Naintré. Grifo wordt in Laon gevangengenomen en gedwongen om in een klooster in te treden. Ze voeren samen veldtochten in Aquitanië en Alemannië.
De broers halen in 743 de Merovingische troonpretendent Childerik III uit het klooster en maken hem koning, vermoedelijk als zet tegen de hertogen van Allemanië, Beieren en Aquitanië, die ontevreden zijn over de behandeling van Grifo. Ze verslaan aan de Lech een verbonden Beiers-Alemannisch leger dat wordt ondersteund door Saksische en Slavische hulptroepen. Het jaar daarop (744) verslaat Pepijn de opstandige Alemannen in de Elzas.
In 745 laat Carloman het grootste deel van de adel van de Alemannen (wegens verraad) doden tijdens een landdag in Cannstatt (tegenwoordig een wijk in Stuttgart). Het verzet van de Alemannen is hiermee definitief gebroken. De hertog van Aquitanië heeft gebruikgemaakt van de verwikkelingen in Allemanië door Neustrië aan te vallen. Hij wordt op zijn beurt ook door de broers verslagen.
Carloman treedt in 747, vermoedelijk onder dwang, in een klooster. Hij benoemt zijn zoon Drogo tot zijn opvolger en beveelt hem aan in de bescherming van Pepijn, maar Drogo wordt al snel door Pepijn terzijde geschoven. Pepijn is nu alleen hofmeier (dux et princeps Francorum). Grifo ontsnapt naar Beieren, waar zijn moeder, Swanahilde, de tweede vrouw van Karel Martel, vandaan komt, Pepijn dwingt hertog Odilo van Beieren om zijn gezag te erkennen.
Wanneer in 748 Odilo van Beieren sterft, probeert Grifo in Beieren de macht te grijpen. Pepijn valt Beieren binnen en installeert de minderjarige Tassilo III als hertog. Hij benoemt Grifo tot markgraaf van de Bretonse mark.

Kerkelijke hervormingen
In 743 zijn op voorstel van Bonifatius in Austrasië hervormingen doorgevoerd in de kerk. Deze zijn gericht op handhaving van het celibaat en het opgeven van de onmatige manier van leven van de geestelijkheid. In 744 roept Pepijn een concilie bijeen te Soissons om de hervormingen ook in Neustrië door te voeren. Pepijn paaide de ontstemde geestelijkheid door eerder door zijn vader in beslag genomen kerkbezittingen weer terug te geven.

Regering als koning
Naast zijn actie in Beieren in 748 is van de eerste jaren van de regering van Pepijn als enige hofmeier alleen bekend dat hij in 749 bezittingen schenkt aan het klooster van Prüm.
In 751 sluit Pepijn een overeenkomst met paus Zacharias.[10] De paus is ernstig in het nauw gebracht door de Longobarden die van de interne problemen in het Byzantijnse Rijk gebruik maakten door eerst Ravenna te veroveren en vervolgens Rome te bedreigen. Als wederdienst steunde de paus Pepijn in zijn streven om zelf koning te worden. Volgens de overlevering vroeg Pepijn aan de paus wie koning moest zijn: diegene die de titel droeg of hij die de eigenlijke macht uitoefende. Tijdens een landdag in Soissons werd Childerik III, de laatste koning van de Merovingen, afgezet en gedwongen in te treden in het klooster St Bertinus in St Omer, en werd Pepijn tot koning gekozen.
In 752 zendt Pepijn Chrodegang naar Rome als gezant naar de nieuwe paus Stefanus II (III). Voordat Pepijn tegen de Longobarden kan optrekken, moet hij eerst nog enkele andere zaken afwikkelen. In 753 verslaat hij de Saksen en in datzelfde jaar wordt zijn halfbroer Grifo bij Maurienne gedood, wanneer hij de Alpen wil oversteken om zich bij de Longobarden aan te sluiten.
In 754 reist paus Stefanus II naar Pepijn om het bondgenootschap tegen de Longobarden te bevestigen en zalft Pepijn en zijn zoons opnieuw. De Frankische edelen zweren op straffe van excommunicatie om alleen nakomelingen van Pepijn als koning te kiezen. Pepijn belooft op zijn beurt aan de paus een eigen staat rond Rome, onder zijn bescherming. Deze gift van land staat bekend als de Donatie van Pepijn. Carloman komt uit zijn klooster in Italië en trekt als onderhandelaar namens de Longobarden naar zijn broer, hij verblijft bij zijn schoonzuster Bertrada. Zijn missie blijft zonder succes, maar is vermoedelijk wel de aanleiding dat zijn zoon Drogo gedwongen wordt om in een klooster te treden. Carloman sterft korte tijd later in Vienne.
In 755 belegert Pepijn de Longobarden in hun hoofdstad Pavia en sluit een vredesovereenkomst met hun koning Aistulf. In 756 verbreekt Aistulf de bepalingen van het verdrag en belegert de paus in Rome. Pepijn trekt opnieuw naar Italië en dwingt de Longobarden om het exarchaat van Ravenna af te staan, dat hij vervolgens aan paus Stephanus II schenkt. Dit leidt tot spanningen met de Byzantijnen, omdat Ravenna voor de verovering door de Longobarden Byzantijns was. Pepijn wordt door de paus tot Patricius van Rome benoemd.
Terug in eigen land voert hij een monetaire hervorming door waarbij de zilveren denarius als eenheidsmunt wordt ingevoerd. In 757 voert hij oorlog tegen de Saksen en dwingt hij Tassilo III van Beieren een eed van trouw aan hem af te leggen. In 758 volgt nog een campagne tegen de Longobarden en in 759 verdrijft hij de Arabieren uit Septimanië.
In 760 begint Pepijn een campagne tegen hertog Waifar van Aquitanië. Hij slaagt erin zijn macht over dit hertogdom systematisch van noord naar zuid uit te breiden. In 761 verwoest hij de stad Clermont-Ferrand en schenkt, onder bedreiging van excommunicatie, grote sommen voor herbouw van de kerk. Gedwongen door een hongersnood moet hij zijn campagnes in 764 opschorten maar na het overlijden van Waifar weet hij zijn macht over Aquitanië definitief te vestigen.
De bijnaam "de Korte" die veel wordt gebruikt lijkt geen enkele historische grond te hebben maar door middeleeuwse geschiedschrijvers te zijn geïntroduceerd. Pepijn zet het binnenlandse beleid van zijn vader voort (ontwikkeling naar feodale structuren, opbouw zware cavalerie) en legt het huwelijks- (en scheidings-) recht vast. Ook stelt hij een hofkapel en een kanselarij in, en bereidt een hervorming van de liturgie voor.

Pepijn sterft in Saint-Denis in 768, en ligt nog altijd begraven in de kathedraal van Saint-Denis naast zijn vrouw Bertrada van Laon.[16] Volgens zijn eigen wens is hij begraven met zijn gezicht naar beneden, als boetedoening. Zijn rijk wordt verdeeld door zijn zonen Karel en Carloman.

Familie en kinderen
In zijn eerste huwelijk was Pepijn getrouwd met Leutberga, een prinses uit het Donaugebied. Zij hadden vijf kinderen. Hij verstoot haar voor Bertrada van Laon. Door te nauwe verwantschap zijn er jaren nodig voordat de kerk het huwelijk met Bertrada erkent. In 762 wil Pepijn haar verstoten maar dat mislukt door verzet van de paus. Pepijn en Bertrada hadden de volgende kinderen:
Karel de Grote
Carloman I
Gisela, 757 - Chelles, 30 juli 810). In 765 verloofd met de latere keizer Leo IV van Byzantium maar de verloving werd verbroken. In 788 tot abdis van Chelles benoemd.
Pepijn (759-761)
Chrotais, jong overleden, begraven in de abdij van St Arnulf in Metz.
Adelais, jong overleden, begraven in de abdij van St Arnulf in Metz.
mogelijk nog twee onbekende dochters, waarvan er een door Maximinus van Trier zou zijn genezen van een ernstige ziekte. 
de Korte, Pepijn (I7095)
 
682 Pepijn I van Landen of de Oudere Pépin le-Vieux (ca. 580 – 21 februari 639/640 (?)) was van 623 tot 629 en vanaf 639 hofmeier van het Frankische koninkrijk Austrasië onder de Merovingische koningen Chlotharius II, Dagobert I en Sigibert III.

Pepijn van Landen wordt in de Kronieken van Fredegar, de belangrijkste bron over zijn leven, genoemd als zoon van Carloman van Landen. Verder is over zijn afkomst weinig met zekerheid bekend. Zijn naam komt van de Vlaams-Brabantse stad Landen, zijn waarschijnlijke geboorteplaats. Pepijn was afkomstig uit een familie van grootgrondbezitters in het Maasdal.

In 613 leidde hij met Arnulf van Metz en hofmeier Warnachar II van Bourgondië, de aristocratische opstand tegen de nieuwe minderjarige koning van Austrasië en Bourgondië, Sigibert II, en de koningin-overgrootmoeder Brunhilde van Austrasië, die de feitelijke macht bezat - de oorzaak van het conflict. De opstandelingen sloten een bondgenootschap met Chlotharius II van Neustrië. Tezamen versloegen ze de troepen van Sigibert en Brunhilde bij de Aisne, waarna Sigibert en Brunhilde werden gedood. In Andernach werd een verdrag gesloten waarin de autonomie van Austrasië en de leidende rol van de Austrasische adel werden vastgelegd.

Hij werd in 623 benoemd tot hofmeier van de in dat jaar tot (onder)koning benoemde Dagobert I. In 629 stierf koning Chlotharius II en werd Dagobert I koning over het gehele Merovingische rijk. In datzelfde jaar verloor Pepijn zijn functie en werd hij verbannen naar Orléans. Volgens de traditie was de kritiek van Pepijn op het overspel van Dagobert de aanleiding voor de verbanning. Pas na de dood van Dagobert I (19 januari 638/639) werd Pepijn wederom benoemd tot hofmeier. Hij stierf echter niet lang daarna (in 639 of 640).

Pepijn en Arnulf van Metz zijn erin geslaagd de feitelijke macht in de Frankische koninkrijken in handen van de aristocratie te leggen. Zo begon de periode van de "Vadsige of Luie koningen": de Merovingische koningen die alleen in naam regeerden terwijl de hofmeiers de feitelijke macht uitoefenden.

Pepijn van Landen was gehuwd met Ida van Nijvel (592–652). Pepijn en Ida van Nijvel hadden drie kinderen:

een dochter Begga, die trouwde met Ansegisel, de zoon van Arnulf van Metz. Een zoon uit dit huwelijk, Pepijn van Herstal, was de overgrootvader van Karel de Grote in de mannelijke lijn.
een dochter, Gertrudis van Nijvel, samen met haar moeder stichter en eerste abdis van de abdij van Nijvel
een zoon Grimoald die net als zijn vader hofmeier van Austrasië is geweest.
Volgens een latere legende was ook Allowin van Haspengouw, beter bekend als de heilige Bavo, een zoon van Pepijn van Landen.

Pepijn van Landen wordt als zalige beschouwd maar is in tegenstelling tot zijn vrouw en twee van zijn kinderen niet officieel zalig verklaard.[bron?] Zijn feestdag is 21 februari. 
van Landen, Pepijn I (I7105)
 
683 Pepijn II van Herstal, bekend met de bijnamen de Jonge, de Middelste of de Dikke, (Herstal, ca. 635 - Jupille-sur-Meuse, 16 december 714) was een Frankische hofmeier. Hij was de zoon van de hofmeier Ansegisel en van (de heilige) Begga, een dochter van de hofmeier Pepijn van Landen. Hij werd begraven in de abdij van Sint-Arnulf (zijn grootvader) in Metz.

Leven
Door de mislukte staatsgreep van zijn oom Grimoald was zijn familie in politieke ongenade gevallen, waarbij veel prominente familieleden, onder wie zijn vader, gedood waren. Pepijn had nog wel de omvangrijke familiebezittingen langs de Maas en de Moezel. Door zijn huwelijk met Plectrudis (rond 670) verwierf hij nog meer bezittingen aan de Moezel en in de Eifel. Ook wist hij veel prestige terug te winnen door Gundewin te doden, de moordenaar van zijn vader.

In 679 was Pepijn een van de leidende edelen in Austrasië. Samen met Martin van Laon leidde hij het verzet tegen de hofmeier Ebroin van Neustrië en Bourgondië die ook de macht in Austrasië wilde verwerven. De Austrasiërs werden bij Laon verslagen, Martin werd gedood en Pepijn moest vluchten. In 680 werd hij hofmeier van Austrasië. Een jaar later werd Ebroin vermoord, en Pepijn sloot een verdrag met diens opvolger Waratton. In 687 kwam hij echter in conflict met Berthar, de nieuwe hofmeier van Neustrië en Bourgondië. Pepijn versloeg hem in de Slag bij Tertry. Koning Theuderik III benoemde Pepijn tot hofmeier van het gehele rijk en Pepijn erkende Theuderik als enige koning. Verder liet Pepijn zijn zoon Drogo trouwen met een dochter van Berthar.

In 689 versloeg hij de Friezen in de Slag bij Dorestad en veroverde hij alle gebieden ten zuiden van de Rijn. Aan de missionaris Willibrord gaf hij een oud Romeins fort, nu de stad Utrecht, als steunpunt voor zijn zending onder de Friezen. Ook onderwierp hij de Alemannen. In 691 deed hij een schenking aan de abdij van Sint-Arnulf te Metz. In 695 benoemde hij zijn zoon Grimoald II tot hofmeier in Neustrië en zijn zoon Drogo tot hofmeier in Bourgondië.

Opvolging
Nadat zijn zonen Drogo (708) en Grimoald (714) nog tijdens zijn leven waren overleden benoemde Pepijn op aandringen van Plectrudis zijn minderjarige kleinzoon Theudoald, de zoon van Grimoald, tot zijn opvolger. Theudoald was echter nog te jong om zelf te regeren. Toen Pepijn van Herstal op 16 december 714, bijna tachtig jaar oud, plots in Jupille (nu een deel van de Luikse agglomeratie in het moderne België) overleed, zou Plectrudis voorlopig het regentschap uitoefenen. Zijn rechtmatige kleinkinderen riepen zichzelf inderdaad uit tot Pepijn van Herstals ware opvolgers, en probeerden met de hulp van Plectrudis hun positie als hofmeier van het paleis in stand te houden. Karel Martel, de oudste zoon van zijn tweede vrouw, had echter de gunst van de Austrasische adel gewonnen. Hij had zich bewezen als een krachtig militair, die zijn volgelingen door succesvolle plundertochten van omvangrijke buit kon voorzien. Ondanks de inspanningen van Plectrudis, die hem enige tijd gevangen liet zetten, slaagde Karel er in de enige hofmeier van het paleis en de de facto heerser van het Frankische rijk te worden. Hier ging echter wel een meer dan drie jaar durende machtsstrijd, de zogenaamde Frankische Burgeroorlog (715-718), aan vooraf.

Karel Martel wordt de eerste van de Karolingen genoemd (oorspronkelijk een partijnaam tijdens de Frankische Burgeroorlog), en de kinderen en kleinkinderen van Plectrudis de laatsten van de Pepiniden.

Huwelijken en kinderen
Getrouwd met Plectrudis rond 670 (= Pepiniden):
Drogo (rond 670-708)
Grimoald II, hofmeier in Neustrië, (rond 680 - vermoord in 714)

Met zijn tweede vrouw (in bigamie getrouwd) Alpaida (= Karolingen):
Karel Martel (23 augustus 686-22 oktober 741)
Childebrand (vermoedelijk rond 690-751) (het is niet helemaal zeker dat Childebrand een kind was van Alpaida) 
van Herstal, Pepijn (I7099)
 
684 Peter (Wildervanck). Grootburger der stad Groningen 1666. Ongehuwd overleden. Jans (Wildervanck), Peter (I10395)
 
685 Peter van Borselen, (geboren ±1210 Borselen, overleden ±1278).
Ridder, heer van Borselen, Goes en Kloetinge. Zoon van Nicolaas I van Borselen en Jutta van Holland.
Hij was gehuwd met Hadewig van Cruiningen, dochter van Godfried van Cruiningen.
Kinderen:

Jutta van Borselen
Florys van Borssele, heer van Borselen, Goes en Kloetinge
Oda van Borselen 
van Borsselen, Pieter (I7052)
 
686 Petronilla van Saksen, ook bekend als Geertruid, en ook wel Petronella van Saksen genoemd, (circa 1082 - 23 mei 1144) was een dochter van Diederik II van Lotharingen en Hedwig van Formbach. Uit een eerder huwelijk van Hedwig met Gebhard van Supplinburg werd de latere keizer Lotharius III geboren, waarmee Petronilla dus een machtige halfbroer had.

Zij trouwde vermoedelijk in 1113 met graaf Floris II van Holland. Mogelijk liet zij toen haar naam veranderen naar Petronilla. Waarschijnlijk uit devotie voor de Heilige Petrus. Samen kregen zij vier kinderen:

Dirk
Floris de Zwarte
Simon, kanunnik te Utrecht
Hedwig (ovl. 1132), non.
Na de vroege dood van haar man in 1122 voerde zij het regentschap voor haar zoon, graaf Dirk VI van Holland. Petronella vond dat Dirk niet voldoende kwaliteit had om graaf te worden en ze weigerde haar functie op te geven Petronella steunde haar halfbroer in zijn poging om keizer te worden.

Petronella benoemde haar kapelaan tot abt van Egmond. In 1133 stichtte zij de abdij van Rijnsburg. Petronilla werd in de abdij, voor het koor van de grafelijke kapel begraven. Haar restanten werd in 1949 gevonden bij de opgraving van de kapel. Forensisch onderzoek toonde onder ander aan dat de gravin een grote en grof gebouwde vrouw geweest moet zijn. 
van Saksen, Petronella (I7065)
 
687 Pieter Derks Wyrsum, overleden Eenrum 11 augustus 1712, begraven Eenrum , beroep Landbouwer (beklemmende meyer) op boerderijnummer
161 Oldenhuis te , religie Doopsgezind., trouwt Auktjen Ulpherts, overleden Eenrum 11 augustus 1712

Ook bekend als Wiersuma. Stamvader van de Familie Wiersum, ook wel
Wiersema geschreven, doch daar niet aan verwant.
In de oude Stadsrekeningen komt telkenjare voor de ontvangen huur van
die bezittingen, van de Herathemagoederen. Op Gregori 1669 hebben
Peter Dercks en Aucktien Ulpherts opnieuw voor 6 jaar ingehuirt, ider
deimpt voor 2 daell. 5 st., een jaar huyre tot geschenk over de ses
Jaaren te verdeelen; voorts is aan gemelte Echtel. de behuysinge en
schuite cum annexis, bij de Stadt onlangs voor 500 gl. bij keersen
uitganck gecoft, met de beklemminge verhandelt voor 2450 c. gl. In 't
vervolg wordt telkens voor "ses jaer wederom ingehuirt", het laatst
in 1714. (Bron: OG)

Grafschrift: "Anno 1712, den 11 augustus, is die eersaeme Pieter
Dercks Wyrsum van Oldenhuis in den Heere gerust ende leydt alhier
begraven, verwachtende een salyge opstandinge door Jesum Christum."

Vóór Peter Dercks en Aucktien Ulpherts woonden op Oldenhuis Claes
Peters en Hilletien, die vooraf waren gegaan door Minnolt Alberts ende
Gese, voorkomende reeds in 1630, door Berent Sywers, voorkomende in
1614, terwijl in 1604 wordt geboekt Ghor(?) Luytgens in plaets van
zijn Z. (Zalige) vader Luytgen Rolefs. Het voorgebouw van Oldenhuis
werd volgens een gevelsteen gebouwd 9 April 1664 door Claas Peters en
Aatjen Tomes 
Wijrsum, Pieter Dercks (I8464)
 
688 Polle Dooyes de Haan (turfschipper), geboren op 23-07-1790 in Veenwouden/Bergum (Tietjerksteradeel) en overleden op 31-07-1849 om 11.00 uur op een schip liggende te Aalrum,
zoon van Dooye Joukes de Haan, geboren in Veenwouden en Aaltje Polles, geboren in Bergum.
Getrouwd op 04-06-1814 in Tietjerksteradeel met Sytske Annes van der Veen (dienstmeid), geboren op 21-10-1792 te Oenkerk/Roodkerk (Fr), overleden op 18-12-1870 in Ferwerderadeel/Hallum,
dochter van Anne Baukes van der Veen (schipper), geboren in Doniaga en Sjoukje Andries. Uit dit huwelijk: 
de Haan, Palle Doetjes (I349)
 
689 Poppa van Bayeux (in de bronnen als Popa geschreven) was de echtgenote of frilla (more danico) van de Noormannen-jarl Rollo (ca. 846 - 931.

Nakomelingen[bewerken]
Poppa en Rollo hadden minstens twee kinderen:

Willem Langzwaard (900/905 - vermoord op 17 december 942), graaf van Rouen
Gerloc, die na haar doop Adele heette (gestorven na 969)
Herkomst[bewerken]
Poppa's herkomst is niet met zekerheid geweten, daar er drie overleveringen voorhanden zijn, van dewelke reeds in de 11e eeuw was geweten, dat ze elkaar tegenspraken:

De het dichtst bij de gebeurtenissen aansluitende getuigenis over Poppa (respectievelijk de hier naamloze moeder van Willem Langzwaard) stamt uit de 10e eeuw en is een klaaglied over de dood van Willem, die volgens deze bron aan de andere kant van de zee ("transmarinus") als kind van een (toen noch) heidense vader en een christelijke moeder werd geboren. De historicus Jean Renaud verdedigt op basis van deze vermelding, dat Poppa een concubine van Rollo was, die als schaapherderin van de Hebriden kwam.
Volgens de Chronico Rotomagensi en de Annales Rotomagensi (11e eeuw) was Poppa dan weer de dochter van graaf Guido (Gui, Wido) van Senlis en zus van graaf Bernard van Senlis, die Rollo na de dood van zijn echtgenote Gisla in 913 huwde en wiens beider zoon Willem Langzwaard is. In deze overlevering duikt Bayeux als plaats van herkomst van Poppa niet op.
Deze vindt men enkel in de derde overlevering terug. Dudo van Saint-Quentin, de eerste kroniekschrijver van Normandië, bericht in zijn in de periode 1015–1026 geschreven De moribus et actis primorum Normanniae ducum, dat Rollo met Poppa, de dochter van graaf Berengar, was getrouwd en dat Willem hun zoon was, maar vermeldt ook, dat Bernard van Senlis de broer van de moeder van Willem Langzwaard zou zijn geweest] een combinatie, die niet mogelijk is, daar Bernard van Senlis niet de zoon van Berengar was.
Dudo van Saint-Quentin kreeg deze informatie grotendeels - zoals hij zelf schrijft - als mondeling bericht van Raoul d’Ivry, graaf van Bayeux en door zijn moeder Sprota een halfbroer van Rollo's oom Richard I. De berichten van Dudo staan niet geheel foutloos bekend, waardoor ze door enkele onderzoekers over het algemeen als weinig betrouwbaar worden gezien en tot en met Rollo's woonachtig-zijn in Normandië, al zeker tot het jaar 911, als fantasieproducten afgedaan, waartoe ook de geschiedenis van Poppa "van Bayeux" uit de jaren 880 behoort.

De latere kroniekschrijvers Willem van Jumièges (- na 1070), Ordericus Vitalis (- 1142) en Wace (- na 1174) baseerden zich op Dudo, maar weken in de details ten dele aanvullend af. Volgens Willem van Jumièges (Gesta Normannorum Ducum) was Poppa de dochter van een edele genaamd Berengar en werd ze door Rollo bij de verovering van Bayeux ontvoerd, die zich daarna met haar "volgens de zeden van de Denen" ("more danico") met haar verbond, waarbij hij als nakomelingen uit deze verbintenis buiten Willem ook een dochter genaamd Gerloc vermeldt. Ordericus Vitalis vermeldt dat Rollo Bayeux had veroverd, graaf Berengar van Bayeux gedood en diens echtgenote en dochter Poppa had ontvoerd. Elders dateert hij de verovering van Bayeux in 886 en vermeldt dat Rollo met Poppa was getrouwd.

De tegenspraken in de drie overleveringen waren reeds in de 11e eeuw opgevallen.

Willem van Jumièges berichtte (bij het vermelden van de roof van Poppa in 886 en het bericht over Rollo's weduwenaarschap en huwelijk met Poppa in 913), dat Rollo Poppa heeft verstoten, maar later opnieuw met haar is getrouwd.
Robert van Torigni combineert de informatie, eraan voorbijgaand dat Poppa dan de dochter van Berengar van Bayeux en kleindochter van Guido van Senlis zou zijn geweest.
Ook in het huidige onderzoek vindt men talrijke pogingen, vat te krijgen op de tegenstrijdigheden door interpretatie van de gegevens, zoals:

Bernhard van Senlis zou niet de broer, maar de zwager van Berengar zijn geweest, d.i. de echtgenoot van een tante langs moederskant van Willem – hetgeen het begrip "avunculus" zou uitbreiden naar een aangetrouwde oom.
Dudo van Saint-Quentin heeft Poppa met Sprota, de concubine van Willem omgewisseld, die in werkelijkheid uit Bretagne afkomstig is.
Berengars weduwe trouwde met graaf Guido van Senlis, waardoor Poppa zijn stiefdochter werd. Bernard van Senlis was hierdoor als halfbroer van de moeder de "halfoom" van moederskant van Willem.
Dudo's informatie (en die van zijn navolger) zou zijn af te wijzen, terwijl het klaagleid en de kronieken uit Rouen daartegen de daadwerkelijke feiten zouden weergeven: Rollo zou rond 905 vader van Willem zijn geworden, waarvan de moeder mogelijk Popa heette, dochter van graaf Guido van Senlis en zus van graaf Bernard van Senlis (waarmee het bestaan van een eerdere echtgenote genaamd Gisla eveneens wordt afgewezen). 
van Bayeux, Poppa (I7203)
 
690 RA Vee Beerta, Folio288 - 4 mei 1643 - HUWELIJKSCONTRACT. Focko Hovinck en Geertjen Geerds,
weduwe van Aeißo Popkens. Focko brengt o.a. in zijn land onder Zuidbroek te Tusschenloegen.
Geertjen brengt in haar halve huis in de Beerta waarin ze woont. Geertjen heeft met Aeißo een zoon Gerriet.
Brg.: Jan Hovinck, broer; Jan Jans Oldenseel, zwager; hopman Aeito Aeilkes oom; Henrijc Eltiens, neef; Luppo Tonckerts.
Br.: Geert Jacobs, vader; Onno Geerds, broer; Popko Aeißens, vader van haar vorige man; Sebo Huninga en Geerdt Adams als naebueren. 
Geerts, Geertje (I6795)
 
691 Register der Personele impositie van 't Bildt 1578 It Bildt Ynv. nr. 719 (fol. 2 r)
Register ofte qoyer waer nae men vanden pachters van Coninklycke Mayesteyts Bildt Landen ontfangen ende opbueren zall, de hoeftsettinge, naervolgende dordonnantie bij de Generale Staten daerop gemaect, ende die moderatie bij de Reekenmeesters der Staten der Landen van Vrieslant daerop gevolcht etc.

(fol. 5 v ) Onser Vrouwen prochie 5398. Dirk Gabbesz wed. 4 cg 
Gabbes, Dirck (I1285)
 
692 Registre civique
Bron: Leeuwarden Registres CiviquesSoort registratie: Inschrijving Leeuwarden Registres Civiques(Akte)datum: 1811
Stemgerechtigde Tjeerd Louws de Graaf (Ouvrier) geboren 1750, wonende te Leeuwarden
Diversen: Locatie: L 51
Bronvermelding
Registre civique, archiefnummer 1002, Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 5086, aktenummer 0928
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1811-1823 
de Graaf, Tjeerd Louws (I11114)
 
693 Reinoud I van Gelre (1255 - Montfort, 9 oktober 1326). Hij was ook bekend als Reinoud de Strijdbare. Reinoud I was graaf van Gelre van 10 januari 1271 tot zijn dood. Zijn naam wordt ook geschreven als Raynald, Reinald, Reynald of Reynout.

Reinoud werd geboren als zoon van Otto II, graaf van Gelre. Vanaf 1274 was hij gehuwd met Irmgard van Limburg (†1283), de erfgename van hertog Walram IV van Limburg. Dit huwelijk bleef kinderloos. In 1286 trouwde hij met Margaretha van Vlaanderen (1272-1331), dochter van Gwijde van Dampierre. Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen bekend:

Reinoud II (1295-1343)
Gwijde (†na 1315 te Arnhem, aldaar begraven)
Philips (jong overleden)
Elisabeth (Isabella) (†1354 in klooster St. Clara), abdis van klooster St. Clara te Keulen, in 1299 verloofd met Godfried van Brabant, in 1314 beloofd aan Albrecht II van Oostenrijk
Filippa (†23 augustus 1352), non in klooster St. Clara te Keulen
Margaretha (voor 1299 - 7 juli 1346/47), gehuwd met graaf Diederik IX van Kleef
Er is één bastaardzoon van Reinald bekend, Laurentius bastaard van Gelre, mogelijk de stamvader van de heren van Steenbergen.[1]

Levensloop
Reinald richtte zich net als zijn vader politiek op het Zuiden. Niet uit berekening maar meer uit dynastieke overwegingen, hij was gehuwd met de erfdochter van het Hertogdom Limburg. Na het overlijden van haar vader in 1280 erfde Irmgard het hertogdom en in 1282 werd ze er door koning Rudolf mee beleend waarbij Reinald het levenslange vruchtgebruik kreeg. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1283 noemde hij zich comes Gelrie et dux Limburgensis. Hij verloor dit gebied na zijn nederlaag bij de Slag bij Woeringen.

Nog in 1279 kocht hij het graafschap Kessel aan evenals de heerlijkheidsrechten over de linker-Maasoever en Mönchengladbach.

Na de moord op Hendrik III van Gelre erfde diens neef Reinoud in 1284 de Heerlijkheid Montfort, een district van het hertogdom Gelre, waartoe ook het Kasteel Montfort behoorde.

Bij de slag bij Woeringen in 1288 wilden de graven van Gelre hun macht uitbreiden over het hertogdom Limburg, wat evenwel jammerlijk mislukte. Volgens legende gaf hij zich over met twee veren in elke hand (zie afbeelding). Reinoud had zich hiervoor echter diep in de schulden gestoken en zag zich daardoor verplicht om de inkomsten van zijn graafschap Gelre van 1288 tot 1293 te verpachten aan zijn schoonvader Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen. De Vlaamse heerschappij heeft bijgedragen aan de bouw van een modern doeltreffend territoriaal bestuur.

Reinoud werd in 1317 door de Duitse tegenkoning Frederik de Schone in de rijksvorstenstand verheven, hetgeen echter door keizer Lodewijk IV niet erkend werd.

In 1318 werd hij afgezet. Daarna regeerde zijn zoon onder voogdij. In 1320 werd Reinoud I door zijn eigen zoon, Reinoud II, gevangengezet in de kerker van de Grauwert, een verdedigingstoren van Kasteel Montfort. Daar zou hij zes jaar later overlijden. Reinoud I werd op 21 oktober 1326 in het klooster Graefenthal begraven. 
van Gelre, Reinoud I (I7154)
 
694 Reinoud II (of Reinald II; ca 1295 – Arnhem 12 oktober 1343), bijgenaamd de Rode of de Zwarte, was graaf van Gelre van 1326 tot 1339 en hertog van Gelre van 1339 tot 1343. Hij was de zoon van graaf Reinoud I en Margaretha van Dampierre (1272-1331), gravin van Vlaanderen.

Levensloop
In 1316 kreeg hij onenigheid met zijn vader. Hij vond zijn vader niet langer in staat de belangen van het territorium te behartigen en nam zelf het bestuur over. Na een arbitrale uitspraak van 3 september 1318 door graaf Willem III van Holland regeerde hij als soen des graven van Gelre over het graafschap Gelre en Zutphen. Zijn vader werd gevangengezet op kasteel Montfort.[1]

Reinald verleende land- en dijkrechten, en maakte bepalingen en regelingen ter verbetering van het keren van buitenwater en het lozen van binnenwater en grondwater. Deze wetgeving bestond deels uit de optekening van publiekrechtelijk en privaatrechtelijk gewoonterecht, en deels uit nieuw recht ten aanzien van het schouwen van dijken, weteringen en kaden, en de rechterlijke organisatie. Voor het Land van Maas en Waal in 1321 en 1328, voor de Bommeler- en de Tielerwaard in 1325, 1327 en 1335, voor de Over- en Nederbetuwe in 1327, voor het Overkwartier in 1328, voor het nieuw ontgonnen 'Nijbroek' eveneens in 1328. Deze wetgeving is van belang geweest voor de bevordering van de rechtszekerheid en de bodemexploitatie binnen het Gelderse territorium.[2]

In 1326 overleed zijn vader en Reinoud benoemde zichzelf tot graaf van Gelre en graaf van Zutphen als Reinoud II.

Hij begon een samenwerkingsverband met de Engelse koning en zwager Edward III van Engeland tegen Frankrijk. Hij waarschuwde de Engelsen in 1338 over een Franse vloot die het Zwin naderde[3]. Hij bleef één van Edwards trouwste bondgenoten onder de Duitse prinsen tijdens de eerste fase van de Honderdjarige Oorlog[4]

Op 19 maart 1339 werd Reinoud II tot hertog van Gelre en graaf van Zutphen in de Rijksdag in Frankfurt tot de rijksvorststand verheven en tevens met Oost-Friesland beleend. Dit besluit kwam mede tot stand dankzij bemiddeling van Reinoud II tussen keizer Lodewijk de Beier, die getrouwd was met de gravin Margaretha van Holland, en Edward III van Engeland, broer van Reinouds vrouw Eleonora van Engeland. In 1342 richtte Reinoud II het klooster Monnikhuizen op.

Reinoud voerde vier jaar lang een strijd om Bredevoort (1322-1326) die hij uiteindelijk won. In 1326 verleende Reinoud II stadsrechten aan Erkelens en in 1343 aan Venlo.

Huwelijken en kinderen
Eerste huwelijk met Sophia Berthout[bewerken]
Op 11 januari 1311 werden te Roermond huwelijksvoorwaarden opgesteld van het huwelijk van Reinout met Sophia Berthout († 6 mei 1329) uit het geslacht Berthout, erfgename van de heerlijkheid Mechelen, dochter van Floris Berthout († 1332), heer van Mechelen, en Mathilde (van der Mark) van Mechelen, kleindochter van Engelbert I van der Mark.[5][noot 1] Het huwelijk werd in 1318 voltrokken. Sophia was een nicht van de Utrechtse bisschop Willem II (1296-1301). Het huwelijk kwam vermoedelijk tot stand door bemiddeling van Gwijde van Avesnes bisschop van Utrecht (1301-1317) en graaf Willem III van Holland (1304-1337). Sophia en Reinald waren in de vierde graad verwant waardoor voor hun huwelijk pauselijke dispensatie nodig was, wat op 13 mei 1311 te Avignon verleend werd door Paus Clemens V.[6] Zij werd begraven in het Klooster Gravendaal.

Sophia schonk hem de volgende kinderen:

Margaretha (ca. 1320 - 4 oktober 1344), 4 juli 1342 gehuwd met Gerard, zoon van graaf Willem VI van Gulik. Zij was reeds op 1 maart 1333 verloofd met Gerard, naar aanleiding waarvan zij op 1 december 1333 de heerlijkheid en voogdij Mechelen voor 60.000 gulden verkocht aan graaf Lodewijck van Vlaanderen.[7][6]
Mechteld (ca. 1325-1384) in 1336 gehuwd met graaf Godfried van Loon en Chiny (?-1342), in 1348 met graaf Jan I van Kleef (1292/93-1368) en in 1372 met Jan van Chatillon graaf van Blois (†1381)
Elisabeth (-1376), abdis van het klooster Gravendal tussen Kessel en Asperden in Duitsland
Maria (-1405), gehuwd met hertog Willem II/VII van Gulik, ouders van de uiteindelijke opvolgingslinie.
Tweede huwelijk met Eleonora van Engeland[bewerken]
Nadat in 1331 uitgebreide huwelijkse voorwaarden waren opgesteld[8] huwde Reinoud op 20 oktober 1331[9][5][noot 2] in Nijmegen met Eleonora (1318-1355), dochter van Eduard II van Engeland. Van de huwelijksvoltrekking werd op 24 oktober 1331 een notariële verklaring opgemaakt is.[10] Ze hadden samen:

Reinoud III (1333-1371), 1e opvolger Gelre
Eduard (1336-1371), 2e opvolger Gelre 
van Gelre, Reinoud II (I7152)
 
695 Reinoud III of Reinald III (13 mei 1333 - 4 december 1371) was hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Hij was een zoon van Reinoud II van Gelre en Eleonora van Engeland. Op 1 juli 1347 huwde hij in Tervuren met Maria van Brabant, de derde dochter van hertog Jan III van Brabant en Maria van Évreux. Hij werd begraven in het Klooster Gravendaal.

Zijn bijnaam luidde Reinoud de Dikke of Vette mede vanwege zijn tienjarige gevangenschap (1361-1371) was hij door goede behandeling enorm in omvang gegroeid waardoor hij zijn cel niet meer uit kon.

Levensloop
Na het overlijden van Reinoud II in oktober 1343 werd de 10-jarige Reinoud III te jong bevonden om het hertogdom Gelre te besturen. De Raad van State koos twee voogden, zijn moeder Eleanora en zijn oom Dirk IV van Valkenburg, en stelde zijn oom Jan van Valkenburg aan als stadhouder. Het botert niet tussen Eleonora en Dirk van Valkenburg, waarna Eleonora besluit om met haar twee zoons naar Calais te vertrekken, waar haar broer Eduard III van Engeland met een beleg van de stad bezig is. Reinoud II had besloten dat zijn oudste zoon zou huwen met Maria van Brabant. Edward III wenste daarentegen dat Reinoud III een huwelijksverbintenis aan zou gaan met het Huis Gulik. Ondertussen had Dirk van Valkenburg een verbond gesloten met Willem IV van Holland. Deze laatste wilde een huwelijk tussen Reinoud III en zijn zuster Isabella. Reinoud III volgde echter de wens van zijn vader en vertrok naar Antwerpen en huwde in Vilvoorde met Maria van Brabant. Het echtpaar verkreeg het 'Land van Turnhout' als bruidsschat.

Enkele dagen na de bruiloft volgde Reinoud III zijn schoonvader Jan III van Brabant in de Slag bij Hamont (21 juli 1347) tegen de opstandige Luikenaren. De slag verliep desastreus voor het Hertogdom Brabant en Gelre, de 15-jarige Reinoud III raakte gewond en verloor belangrijke mannen als Hubert II van Culemborg en Robert van Arkel. Hoewel Reinoud in de keuze voor een echtgenote de wens van zijn oom Edward III van Engeland niet had gevolgd, bleef hij zijn oom wel steunen in de Honderdjarige Oorlog met Frankrijk. Reinoud III kreeg in de periode 1348-1350 te maken met de Zwarte dood die in Europa vele slachtoffers maakte en met een partijtwist tussen zijn edelen, de Heeckerens en Bronkhorsten. Reinoud moest een keuze maken aan welke kant hij stond en koos uiteindelijk rond 1350 voor de Van Heeckerens. De Van Bronckhorsten, die toen nog in tel waren in het Hertogdom Gelre, wisten Reinouds 14-jarige jongere broer Eduard voor zich te winnen. Dit leidde tot de elf jaar durende Gelderse Broeder- en burgertwist (1350-1361).


Kasteel de Nijenbeek, waar Reinoud circa 6 jaar verbleef.
Nadat Reinoud III het onderspit dreigde te delven in deze Gelderse Broederstrijd, gaf hij privileges aan de boeren op de Veluwe. Zij werden hierdoor vrije boeren en trokken met Reinoud op tegen Eduard. In de Slag op de Vrijenberg op 19 juli 1354 werden Reinoud en zijn boerenaanhang vernietigend verslagen . Na de dood van zijn schoonvader in 1355 mengde Reinoud III zich ook even in de Brabantse Successieoorlog (1355-1357).

In mei 1361 werd Reinoud III tijdens een slag bij Tiel gevangengenomen door zijn broer en eerst opgesloten in kasteel Rosendael (3 à 4 jaar) en daarna in kasteel De Nijenbeek, circa 6 jaar (ten noordoosten van Voorst, Gelderland). Tijdens zijn verblijf in gevangenschap zou Reinoud zo corpulent geworden zijn, mede veroorzaakt door te weinig beweging en aanleg tot zwaarlijvigheid, dat hij zijn cel niet meer kon verlaten en de deur open kon blijven.

In augustus 1371 sneuvelde Eduard in de Slag bij Baesweiler en werd Reinoud bevrijd (volgens de legende moesten de muren worden uitgehakt) en opnieuw uitgeroepen tot hertog van Gelre. Zijn tweede regeerperiode mocht echter niet lang duren. Reinoud III stierf in december 1371, zonder officiële wettelijke erfgenamen na te laten. Wel had hij een natuurlijk kind, een bastaardzoon, thans bekend als Jan van Hattem.

Nadat in 1193 reeds de Heinsbergse tak, en in 1368 de Kleefse tak uitgestorven waren, stierf met de dood van Reinald III de agnatische afstamming van de Flamenses uit.

Jan van Hattem
Reinald III heeft vermoedelijk rond 1350 de burcht in Hattem laten bouwen. Dit zal niet meer zijn geweest dan een eenvoudig versterkt huis. Het was het noordelijkste steunpunt van de hertog. In 1371 wordt het borch en onse stat, borch ende huys genoemd.

Na zijn vrijlating beleende Reinald op 28 september 1371 zijn illegitieme zoon Johan (Jan) met de burcht, de stad en de heerlijkheid Hattem, en met inkomsten uit het ambt Doornspijk, en grondcijnzen in Elburg en Hollanderbroek. De dag erna werd dit bevestigd door de ridderschap en de steden Nijmegen, Arnhem, Zutphen en Roermond, waarbij bepaald werd dat wanneer Johan belemmerd zou worden in zijn bezit hij schadeloos gesteld zou worden met een bedrag van 50.000 schilden.

Op zijn sterfbed, op 3 december 1371, smeekte Reinald de bewoners en de ambtlieden van Hattem zijn bastaardzoon te huldigen en te steunen bij de uitoefening van zijn rechten. Op 7 mei 1372 bevestigde Mechteld, de halfzuster van Reinoud, vanaf haar residentie Rosendael, per oorkonde handhaving van de erfrechten van Johan, en riep schepenen, raad en burgers van Hattem op Johan als hun heer te erkennen. Aangenomen wordt dat Johan tegenwerking van de stad Hattem had ondervonden. Bovendien verpandde Mechteld enige van haar eigen goederen in de Nederbetuwe als erfgoed aan Johan. Het ging om goederen bij Ommeren, Ingen, Opheusden, Eck en Maurik.

Jan van Hattem verbleef niet vast op zijn burcht Hattem maar rond Utrecht en in de Betuwe. Rond 1377 werd hij in de balije van Utrecht van de Duitse Orde ingekleed en schonk Mechteld hem 24 pond jaarlijks uit de tiend van Drumpt. Vanaf 1380 was hij korte tijd commandeur van Tiel. In de commanderij van St. Jan van Nijmegen ontving hij een lijfrente van 100 gulden jaarlijks. In 1421 droeg Johan van Hattem zijn rechten op burcht, stad en heerlijkheid Hattem over op Gerard van Kleef († 1461), graaf van Mark.

Hij trouwde voor 1369 en overleed na 1422.

Zegels
Reinald III wordt op 12 maart 1344 voor het eerst genoemd in de oorkonde waarin hij samen met Johan van Valkenburg het recht van het heffen van accijns verleend aan de stad Emmerich. Hij heeft dan nog geen eigen zegel. Vanaf 20 september 1344 vaardigt hij zelf oorkonden uit samen met zijn moeder Eleonora, en gebruikt een eigen zegel. Van de inhuldigingstour in het najaar van 1344 is een reeks gezegelde oorkonden bewaard gebleven.

Zijn eerste zegel, gebruikt van 20 september 1344 tot 6 juli 1349, bevat in een driepas een wapenschild met de voorstelling van een gekroonde leeuw met dubbele staart. Op 24 augustus 1347 zegelt hij met hetzelfde wapenschild in een vijfpas waarvan elk der lobben versierd zijn met een drieblad vergezeld van vijf rozetten. Van 13 december 1347 tot 10 oktober 1359 zou hij zegelen met dezelfde gekroonde leeuw in een versierde driepas overtopt door de letter 'R'. Vanaf 1360 bevat zijn zegel een zittende leeuw, de kop verborgen onder een helm, waarboven een scherm van pauwenveren met leeuwtje, in een driepas. In 1371 bevat zijn zegel een dubbele zespas, versierd met bloemetjes, en een wapenschild met een gekroonde leeuw met dubbele staart.

Op 12 augustus 1367 tijdens zijn gevangenschap ontsloeg hij Alard van Buren van de leenplicht waarbij hij verklaarde geen zegel te bezitten. Reinalds zegels werden vervaardigd door Rulekin, ook als Rulkin geschreven, aurifaber (goudsmit) te Arnhem. 
van Gelre, Reinoud III (I7134)
 
696 Rekenboek
Bron: Leeuwarden GrootschippersgildeSoort registratie: Inschrijving Leeuwarden Grootschippersgilde(Akte)datum: 07-03-1788Plaats: Leeuwarden
Vermeld Tjalling Louws de Graaf
Bronvermelding
Rekenboek, archiefnummer 1098, Gilden en Beurzen c.a. te Leeuwarden, 1482-1896 - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 43, aktenummer 1281
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1783-1815

Registre civique
Bron: Leeuwarden Registres CiviquesSoort registratie: Inschrijving Leeuwarden Registres Civiques(Akte)datum: 1811
Stemgerechtigde Tjalling Louws de Graaf (Batelier) geboren 1760, wonende te Leeuwarden
Diversen: Locatie: K 52
Bronvermelding
Registre civique, archiefnummer 1002, Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 5086, aktenummer 0927
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1811-1823

Register van de quotisatie
Bron: Leeuwarden Huisfloreen 1808Soort registratie: Inschrijving Leeuwarden Huisfloreen 1808(Akte)datum: 1808Plaats: Leeuwarden
Tjalling Louws wonende te Leeuwarden
Diversen: Locatie: Schipperssteeg
Wijk: B 078
Bronvermelding
Register van de quotisatie, archiefnummer 1001, Archief van de stad Leeuwarden - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 1277, aktenummer 2256
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1808

Leeuwarden
Bron: Naamsaanneming 1811Soort registratie: Naamsaanneming 1811 inschrijving(Akte)datum: 1811Plaats: Leeuwarden
Bijzonderheden: Kind(eren): Baukje 25, Leeuwarden 10-9-1813
Ingeschreven Tjalling Louws Graaf wonende te Leeuwarden
Bronvermelding
Leeuwarden, archiefnummer 29, Register van familienamen - Tresoar, inventarisnummer 0056
Periode: 1811-1825

Stemgerechtigden 1824
Bron: Leeuwarden Stemgerechtigden 1824Soort registratie: Inschrijving Leeuwarden Stemgerechtigden 1824(Akte)datum: 1824Plaats: Leeuwarden
Bijzonderheden:
Locatie: M
Huisnummer: 255
Vermeld Tjalling Louws de Graaf leeftijd 65 jaar
Bronvermelding
Stemgerechtigden 1824, archiefnummer 1002, Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941 - Historisch Centrum Leeuwarden, inventarisnummer 5087, aktenummer 3902
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1824

Minuut-akten 1832, aktes 1833
Notaris: Pieter Andreae
Kantoor: Leeuwarden VIII
Repertoire: 082036
Bron: Notarieel archiefSoort registratie: Notarieel archief akte(Akte)datum: 06-09-1832Soort akte: obligatie
Bijzonderheden: Aktes zijn niet aan scans gekoppeld, blader door de aktes met de toetsen "Volgende" en "Vorige" rechts boven in het scherm.
Schuldeiser en gelastigde Egidius Voss wonende te Leeuwarden
Schuldeiser en gelastigde Marten Voss wonende te Leeuwarden
Schuldenaar en lastgever Sipke Geerts Woudsma wonende te Leeuwarden
Borg Tjalling Louws de Graaf wonende te Leeuwarden
Bronvermelding
Minuut-akten 1832, aktes 1833, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 082020, aktenummer 00079
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1832-1833

Minuut-akten 1832 II
Notaris: Jan Hzn Albarda
Kantoor: Leeuwarden IV
Repertoire: 078074
Bron: Notarieel archiefSoort registratie: Notarieel archief akte(Akte)datum: 24-12-1832Soort akte: procuratie
Bijzonderheden: Aktes zijn niet aan scans gekoppeld, blader door de aktes met de toetsen "Volgende" en "Vorige" rechts boven in het scherm.
Lastgever Tjalling Louws de Graaf wonende te Leeuwarden
Diversen: gehuwd met Jeltje Jalkes Hogeveen
Gelastigde Sjouke Pluim Heymans wonende te Leeuwarden
Bronvermelding
Minuut-akten 1832 II, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 078021, aktenummer 00376
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1832

Minuut-akten 1833 I
Notaris: Jan Hzn Albarda
Kantoor: Leeuwarden IV
Repertoire: 078074
Bron: Notarieel archiefSoort registratie: Notarieel archief akte(Akte)datum: 03-01-1833Soort akte: procuratie
Bijzonderheden: Akte is niet aanwezig
Lastgever Tjalling Louws de Graaf wonende te Leeuwarden
Gelastigde Sjouke Pluim Heymans wonende te Leeuwarden
Bronvermelding
Minuut-akten 1833 I, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 078022, aktenummer 00001
Gemeente: Leeuwarden Periode: 1833

Minuut-akten 1827-1833
Notaris: Andreas Lycklama
Kantoor: Huizum I
Repertoire: 064007
Bron: Notarieel archiefSoort registratie: Notarieel archief akte(Akte)datum: 19-01-1833Soort akte: koopakte
Verkoper Tjalling Louws de Graaf wonende te Huizum
Diversen: Bedrag: koopsom fl. 1200
een kofschip
Koper Jan Horatius Albarda wonende te Leeuwarden
Bronvermelding
Minuut-akten 1827-1833, archiefnummer 26, Notarieel archief - Tresoar, inventarisnummer 064006, aktenummer 00002
Gemeente: Leeuwarderadeel Periode: 1827-1833 
de Graaf, Tjalling Louws (I11095)
 
697 Remmert geboren Oldenzeel, Remmert (I46)
 
698 Remmert geboren Oldenzeel, Remmert Roelofs (I44)
 
699 Richard I Leeuwenhart (Engels en Frans: Richard Cœur de Lion, Engels ook wel: Lionhearted, Occitaans: Ricard Còr de Leon) (Oxford, 8 september 1157 – Châlus bij Limoges (Frankrijk), 6 april 1199) was koning van Engeland van 1189 tot 1199 en nam als kruisvaarder deel aan de Derde Kruistocht. Hij was de tweede zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië.

Richard werd in 1172 hertog van Aquitanië en in 1189 hertog van Normandië. Tussen hem en zijn broers was enige strijd, en ook kwamen zij herhaaldelijk in opstand tegen hun vader. Toen Richard na de dood van zijn oudere broer in 1183 werd benoemd tot troonopvolger bond hij opnieuw de strijd aan met zijn vader, omdat hij zijn moeders Aquitanië moest afstaan toen hij kroonprins was geworden. Hij wist daarbij de steun te verwerven van koning Filips II van Frankrijk. Na een conflict tussen Richard en Filips sloten zij een verdrag en begonnen aan de voorbereiding van de geldverslindende Derde Kruistocht.

Tijdens de kruistocht waren er veelvuldig twisten tussen Richard en Filips. Toen Filips naar Akko vertrok, verloofde Richard zich met Berengaria van Navarra. Hij trouwde met haar na de verovering van Cyprus in 1191. Zij kregen geen kinderen; wel is bekend dat Richard een buitenechtelijke zoon had. Na het huwelijk vertrok ook Richard naar Akko en speelde een grote rol bij de verovering van de stad. Filips keerde terug naar Frankrijk, maar Richard ging door met de strijd en behaalde een overwinning op Saladin.

Inmiddels was er een complot op gang gezet door Filips en Richards broer Jan zonder Land. Toen Richard hiervan hoorde sloot hij een verdrag met Saladin en keerde terug. Op de terugreis naar Europa werd hij gevangengenomen door hertog Leopold V van Oostenrijk. Het ging hierbij voornamelijk om het verkrijgen van losgeld. Na betaling hiervan werd hij in 1194 vrijgelaten.

Richard stond bekend als een vechtjas, een hard en moedig man, maar ook met culturele interesse en humor. Het is door deze eigenschappen dat hij de bijnaam Leeuwenhart kreeg. Hij kreeg die doordat hij in de strijd tegen Saladin zelf volop meevocht. Door zijn avontuurlijke aanleg en oorlogszuchtige instelling bracht hij Engeland aan de rand van de financiële afgrond.

Na zijn terugkeer in Engeland wist hij zijn broer Jan te onderwerpen en nam het koningschap weer over. Richard was van de tien jaar van zijn koningschap in totaal niet meer dan 10 maanden in Engeland. Tot 1198 voerde hij verder oorlog tegen Frankrijk. Tijdens het beleg van het kasteel Châlus-Chabrol in Limousin werd hij door een pijl in zijn schouder getroffen en kreeg hij een infectie met de dood tot gevolg. Hij werd opgevolgd door Jan zonder Land.

Richard stond ook bekend als een troubadour die zijn liederen schreef in het Occitaans, zijn moedertaal. Hoewel hij koning van Engeland was, sprak hij zelf geen Engels, maar Occitaans en Frans.[1]

Richards hersenen zijn begraven in de Abdij van Charroux in Poitou, zijn hart in de kathedraal van Rouen in Normandië en de rest van zijn lichaam is bijgezet, aan de voeten van zijn ouders, in de Abdij van Fontevraud in Anjou. 
Leeuwenhart, Richard I (I7183)
 
700 Richard I van Normandië (28 augustus 933 – Fécamp, 20 november 996), ook Richard zonder Vrees (Frans: Richard Sans Peur) genoemd, was de eerste hertog van Normandië, van 942 tot 996.

Jeugd en herovering van Normandië
Richard was een zoon van Willem I van Normandië en diens vrouw Sprota. Zijn grootvader Rollo was de eerste heerser van Normandië. Toen zijn vader stierf in 942 was Richard te jong om hem op te volgen. Koning Lodewijk IV van Frankrijk veroverde Normandië en Richard werd overgebracht naar Laon, zogenaamd voor zijn opvoeding. Met hulp van Osmund de Centeville, Bernard de Senlis (een vriend van Rollo), Ivo de Bellême en Bernard de Deen, wist Richard echter te ontsnappen. Ondertussen benoemde Lodewijk in 943 Herluinus II van Ponthieu, graaf van Montreuil (Pas-de-Calais) tot gouverneur van Normandië. Zelf bezette Lodewijk de Normandische gebieden ten noorden van de Seine. Hugo de Grote maakte gebruik van de situatie en bezette Gacé, Évreux en belegerde Bayeux. Normandisch verzet met hulp van Vikingen had nog weinig effect. In 945 wist Bernard de Deen echter Lodewijk en Hugo de Grote tegen elkaar uit te spelen: hij beloofde Lodewijk de volledige onderwerping van Normandië en beloofde tegelijk aan Hugo de Normandische hulp tegen Lodewijk. Hugo liet zich overhalen om acties tegen Lodewijk te beginnen. Tegelijk viel een nieuwe hulptroep van Vikingen Normandië binnen. Lodewijk viel aan, zonder steun van Hugo, en werd op 13 juli 945 verslagen bij de rivier de Dives. De Normandiërs wisten Lodewijk IV gevangen te nemen en droegen hem over aan Hugo de Grote, Herluinus van Ponthieu werd in de veldslag gedood. Na de veldslag wist Richard de rijksgroten over te halen om zijn bestuur en de zelfstandigheid van Normandië te erkennen.

In 946 viel Lodewijk opnieuw Richard aan, met hulp van Otto I de Grote, Arnulf I van Vlaanderen, Koenraad van Bourgondië en Alain of Alan II van Bretagne. Het bondgenootschap belegerde Richard in Rouen. De Normandiërs verdedigden zich fel en Richards agenten probeerden met valse geruchten verdeeldheid te zaaien onder de aanvallers. Daardoor trok eerst Arnulf en daarna ook Otto zich terug van het beleg, en moesten Lodewijk en zijn resterende bondgenoten zich ook terugtrekken. Bij hun terugtocht werden ze tot aan Amiens aangevallen door kleine Normandische eenheden. Met hulp van Harald I van Denemarken wist Richard in 947 Normandië definitief onder zijn gezag te brengen. Hij sloot een bondgenootschap met Hugo de Grote en verloofde zich met diens dochter Emma.

Bestuur
Richard was een belangrijke figuur in de transformatie van een militaire nederzetting van Vikingen naar Normandiërs en een Franse feodale staat. Hij sprak zowel Oudnoords als Frans. Richard introduceerde het feodale systeem in Normandië en kon daardoor zijn leger reorganiseren op basis van zware cavalerie. Hij bevorderde het christendom dat zo de overheersende godsdienst in Normandië werd. Richard zorgde ervoor dat de abdijen van Fontenelle en Mont Saint-Michel weer gingen functioneren en herstelde het gezag van de bisschoppen in Normandië. Hij bouwde een grafelijke residentie in Fécamp en liet de kerk daar herstellen, om als zijn familiekerk te dienen. Richard gaf opdracht om een geschiedenis van Normandië te schrijven.

Ook politiek is de transformatie zichtbaar. Waar zijn politiek eerst sterk op andere Vikingen was gericht, werd Richard steeds meer een volwaardige speler in de feodale politiek van Frankrijk. Ook ontwikkelde hij goede betrekkingen met Engeland.

Politiek en oorlog
Richard steunde Hugo in 948 bij het beleg van Soissons. Na het overlijden van Hugo de Grote werd hij enige tijd voogd van Hugo Capet en in 960 trouwde hij met Emma. Emma overleed echter al in 966, kinderloos.

In 961 probeerde Theobald I van Blois te profiteren van de zwakke positie van Hugo Capet door de macht in Bretagne, en de graafschappen Chartres en Châteaudun te verwerven. Hij sloot een verbond met koning Lotharius van Frankrijk, en diens moeder Gerberga van Saksen en haar broer hertog Bruno van Lotharingen, tegen Normandië. De Normandiërs probeerden op de landdag te Soissons dit verbond uit elkaar te spelen, maar zonder succes. De koning en Theobald veroverden Évreux. In 962 viel Theobald Rouen aan maar werd buiten de stad door Richard verslagen. In de volgende jaren nodigde Richard Vikingbendes uit om de gebieden van zijn tegenstanders te plunderen, zo werd o.a. Chartres afgebrand. Uiteindelijk trok Theobald zich terug uit Évreux en werd vrede gesloten. Lothar en Richard sloten in 965 vrede aan de rivier de Epte. Lothar erkende de zelfstandighe positie van Normandië als feodaal vorstendom. Tevreden noemde Richard zichzelf in 966 hertog ("marchio") van Normandië.

Richard erkende in 968 Hugo Capet als zijn leenheer en wordt een van de belangrijkste krachten achter zijn verkiezing tot koning, die uiteindelijk pas bijna twintig jaar later zou plaatsvinden. Gesteund door Hugo voerde Richard nog aanvallen op Vlaanderen en Vermandois uit. Ook had Richard een conflict met Æthelred II van Engeland omdat de buit van Vikingplundertochten in Engeland op grote schaal in Normandië werd opgekocht. Door bemiddeling van de pauselijk legaat werd in 991 ternauwernood een oorlog tussen Normandië en Engeland voorkomen. Op 1 maart 991 werd een verdrag gesloten waarin werd beloofd dat ze elkaars vijanden niet zouden ondersteunen. Dit betekende vooral dat beide landen niet zouden toestaan dat Vikingen hun havens gebruikten als uitvalsbasis tegen elkaar, of als toevluchtsoord. Het verdrag leidde ook tot een toename in de handel tussen beide staten, en tot het huwelijk van Richards dochter Emma met Æthelred.

In 992 sloot Richard een bondgenootschap met hertog Conan I van Bretagne (bezegeld met een dubbelhuwelijk van hun kinderen) en Odo I van Blois (die eerder nog Dreux had verworven ten koste van Richard), tegen Fulco III van Anjou (die juist altijd een bondgenoot van Richard was geweest). De reden van deze wisseling was dat Fulco steeds machtiger werd en steeds meer bezittingen en invloed verwierf in Bretagne en in de grensstreken met zowel Normandie als Bois. Op 27 juni 992 wist Fulco echter met hulp van de graaf van Nantes, het bondgenootschap te verslaan waarbij Conan werd gedood.

Familie en nakomelingen
Richard was in zijn eerste huwelijk (960) getrouwd met Emma, dit huwelijk bleef kinderloos.

Onder de more danico (gewoonterecht van de Vikingen waardoor een man met meerdere vrouwen tegelijk getrouwd kon zijn) had Richard ook een relatie met Gunnora, een vrouw van Viking-afkomst. Zij hadden de volgende kinderen:

Richard II van Normandië
Robert de Deen
Mauger (ovl. ca. 1035), graaf van Mortain en Corbeil (door de rechten van zijn vrouw)
een onbekende zoon
Emma van Normandië, koningin van Engeland door haar huwelijken met Ethelred II en Knoet de Grote
Havise (ook Hedwige genoemd, ovl. 21 februari 1034), gehuwd met Godfried I van Bretagne
Mathilde (ovl. ca. 1015), getrouwd met Odo II van Blois
De more danico werd natuurlijk niet door de kerk erkend en als een heidense polygamie beschouwd. Richard en Gunnora zijn voor de kerk getrouwd om de benoeming (989) van hun zoon Robert tot aartsbisschop van Rouen mogelijk te maken. Bij die gelegenheid werden hun kinderen ge-echt.

Naast Gunnora had Richard nog een of meer andere vrouwen, die echter niet bekend zijn. Bij hen had Richard de volgende kinderen:

Godfried van Brionne (ca. 953 - ca. 1015)
Willem I van Eu, (978 - 1057)
Robert van Avranches
Beatrix (ovl. 18 januari 1035), gehuwd met Ebles, burggraaf van Turenne. Volgens een legende heeft ze in de omgeving van Turenne op wonderlijke wijze een groep pelgrims bevrijd. Beatrix en Ebles scheidden en Beatrix werd abdis van de abdij van Montivilliers.
onbekende dochter, gehuwd met Gilbert, lekenabt van Saint-Valery-en-Caux 
van Normandië, Richard I (I7198)
 

      «Vorige «1 ... 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Volgende»