Hendrik I van Engeland

Hendrik I van Engeland

Mannelijk ca. 1068 - 1135  (~ 67 jaar)

Generaties:      Standaard    |    Compact    |    Verticaal    |    Alleen tekst    |    Register    |    PDF

Generatie: 1

  1. 1.  Hendrik I van EngelandHendrik I van Engeland is geboren circa 1068 in Selby (York); is gestorven op 1 dec 1135 in Lyons-la-Forêt (Frankrijk).

    Aantekeningen:

    Hendrik I van Engeland Beauclerc (Selby (York), ca. 1068 - Lyons-la-Forêt (Frankrijk), 1 december 1135) was koning van Engeland en hertog van Normandië. Zijn bijnaam had hij te danken aan zijn voor die tijd goede opleiding: naast Normandisch Frans las en sprak hij ook Latijn en Engels, en hij zou enig onderwijs in de vrije kunsten hebben gehad.

    Jeugd en erfenis
    Hendrik was het jongste kind van Willem de Veroveraar en Mathilde van Vlaanderen, hij is vermoedelijk vernoemd naar Hendrik I van Frankrijk, een oom van Mathilde. Hij zou zijn opgevoed door bisschop Osmund van Salisbury, de kanselier van Willem. Op 24 mei 1086 werd hij door zijn vader tot ridder geslagen.

    Willem raakte in 1087 dodelijk gewond door een ongeval tijdens een militaire campagne in de Vexin. Hendrik bezocht het sterfbed van zijn vader in Rouen. Willem gaf Normandië aan zijn oudste zoon, Robert Curthose, hoewel die op dat moment in opstand tegen zijn vader was, hij gaf Engeland aan zijn derde zoon Willem, Hendrik kreeg een geldbedrag van vijfduizend pond en de landerijen van zijn moeder in Buckinghamshire en Gloucestershire. Hun tweede zoon Richard was reeds in ca. 1075 overleden door een jachtongeluk.

    Graaf in Normandië
    Robert, de oudste, was boos omdat Willem Engeland had gekregen. Willem had zich snel in Engeland laten kronen en nu wilde Robert een oorlog tegen hem beginnen. Hendrik was in Normandië en steunde Robert, maar misschien had hij geen andere keuze. Voor Willem was dat aanleiding om zijn landerijen in Buckinghamshire en Gloucestershire in beslag te nemen. Hendrik had nu geen land, alleen geld. Het volgende jaar werd het duidelijk dat de plannen van Robert op niets zouden uitlopen, vooral wegens geldgebrek. Robert vroeg Hendrik om hem geld te lenen maar die had liever land en uiteindelijk kocht hij de grafelijke rechten in de Cotentin en het gebied rond Avranches, voor een bedrag van drieduizend pond. De invloed van Hendrik nam hierdoor sterk toe want in dit gebied lagen belangrijke bezittingen van Hugo van Avranches, earl van Chester, Richard van Redvers, grootgrondbezitter in Dorset, en de belangrijke abdij van Mont Saint-Michel.

    Hendrik maakte zich snel geliefd bij de Normandische edelen in het westen van het hertogdom. Robert probeerde kort daarna om de grafelijke rechten van Hendrik terug te kopen maar door de steun van zijn edelen kon Hendrik dit bod afslaan. In de zomer van 1088 bezocht Hendrik zijn broer Willem in Engeland, in een poging om de landerijen van zijn moeder terug te krijgen. Toen Hendrik na een paar maanden (zonder succes) terugkeerde naar Normandië, werd hij op beschuldiging van samenzwering tegen Robert gevangengenomen door Odo van Bayeux, en opgesloten in Neuilly-la-Forêt. Robert nam de graafschappen van Hendrik in beslag. Onder druk van Normandische edelen werd Hendrik in het voorjaar van 1089 vrijgelaten. Hendrik was geen graaf meer maar hij had nog wel veel invloed in het westen van Normandië.

    Willem kreeg de opstandige edelen in Engeland steeds meer onder controle en begon zijn aandacht aan Normandië te wijden. Hij versterkte zijn banden met Normandische edelen en stookte de burgerij van Rouen op om in opstand te komen. In reactie sloot Robert een verdrag met Filips I van Frankrijk. Eind 1090 kwam een groep burgers onder leiding van Conan Pilatus in opstand. Robert deed een beroep op zijn edelen om de opstand te onderdrukken en Hendrik was de eerste belangrijke edelman die hem te hulp kwam. In Rouen ontstonden verwarde straatgevechten. Robert zocht een veilig onderkomen in het kasteel van de stad maar Hendrik wist de gevechten in zijn voordeel te beslissen. Conan werd gevangengenomen en bood een groot losgeld voor zijn vrijlating, maar Hendrik besloot om van hem een voorbeeld te maken en gooide hem van een van de torens van het kasteel. In plaats van hem te belonen, dwong Robert Hendrik om de stad te verlaten. De argumenten die hiervoor worden genoemd zijn dat Hendrik alom werd gezien als de man die de opstand had onderdrukt, wat Robert niet zou hebben kunnen verdragen, of dat Hendrik als beloning had gevraagd om zijn graafschap terug te krijgen.

    In het voorjaar van 1091 kwam Willem met een leger naar Normandië. Robert en Willem begonnen onderhandelingen. Willem kreeg bezittingen in Normandië en in ruil daarvoor zou hij Robert helpen om Maine te verwerven. Robert en Willem benoemden elkaar tot erfgenaam en sloten Hendrik uit van erfopvolging. Door deze afspraken kwam het tot oorlog tussen Hendrik en zijn broers. Hendrik vormde een leger van huurlingen maar de edelen die hem steunden liepen snel over naar het kamp van Willem en Robert. Met zijn resterende strijdkrachten trok Hendrik zich in maart 1091 terug op Mont Saint-Michel. Uiteindelijk moest Hendrik ook dit eiland opgeven en trok hij via Bretagne naar Frankrijk. De samenwerking van Willem en Robert viel nu uiteen en ze begonnen elkaar weer te bestrijden.

    De inwoners van Domfront (Orne) kwamen in 1092 in opstand tegen hun heer Robert II van Bellême. Ze vroegen aan Hendrik om hun heer te worden en hieraan voldeed Hendrik heel graag. Hendrik begon vanuit Domfront zijn oude netwerk weer op te bouwen. In 1094 had hij zoveel aanhang verzameld dat hij beslissingen over leengoederen kon nemen alsof hij de hertog van Normandië was. Willem steunde Hendrik met geld, tegen Robert. Hendrik gebruikte de middelen onder andere om het kasteel van Domfront te vergroten en te versterken. Willem viel in 1094 Normandië binnen. Door de militaire aanwezigheid van Willem kon Hendrik het westen van Normandië vast in handen krijgen. Willem ging al snel terug naar Engeland en Hendrik werd een belangrijke hoveling van Willem.

    Robert leende een groot bedrag van Willem om deel te kunnen nemen aan de eerste kruistocht. In ruil daarvoor kreeg Willem het bestuur over het oostelijk deel van Normandië, tijdens de afwezigheid van Robert. In 1097 en 1098 voerden Hendrik en Willem samen campagne in de regio Vexin.

    Koning van Engeland
    Op 2 augustus 1100 overleed Willem door een verdwaalde pijl (tot op heden voeding voor complottheorieën) tijdens een jachtpartij in New Forest waar Hendrik ook aan deelnam. Na een korte discussie in Winchester (Robert was nog afwezig vanwege de kruistocht) steunde een groot deel van de aanwezige edelen de claim van Hendrik op de troon. Hendrik bezette het kasteel van Winchester en maakte zich meester van de Engelse schatkist. Op 5 augustus 1100 werd hij in grote haast gekroond in Westminster Abbey door de bisschop van Londen, omdat aartsbisschop Anselmus van Canterbury door Willem was verbannen en de aartsbisschop van York niet op tijd in Londen kon zijn.

    Hendrik beloofde de rechten van de kerk en de edelen te eerbiedigen en de vrede in het koninkrijk te zullen handhaven. Hendrik beloonde zijn oude aanhangers met nieuwe leengoederen en handhaafde de belangrijkste bestuurders van Willem, behalve de gehate Ranulf Flambard (bisschop van Durham) die wegens corruptie gevangen werd gezet in de Tower of London (gebouw). Willem had in zijn conflict met de kerk een aantal belangrijke posten open gelaten en Hendrik benoemde zijn kandidaten voor die posities. Hij vroeg Anselmus van Canterbury om terug te komen naar Engeland, en de benoemingen te bevestigen.

    Huwelijk
    Op 11 november 1100 trouwde Hendrik met Edith, dochter van koning Malcolm III van Schotland. Zij was een nicht van Edgar Ætheling, die na de dood van Harold II van Engeland nog tot koning van Engeland was uitgeroepen maar niet meer werd gekroond, en een achterkleindochter van koning Edmund II van Engeland. Zij was dus een afstammeling van het oude Engelse koningshuis en dit huwelijk ondersteunde dus de rechten van Hendrik op de Engelse troon. Als gebaar naar de Normandische adel veranderde ze haar naam van Edith (een typisch Angelsaksische naam) in Mathilda (een Frankische naam).

    Mathilda was opgevoed in kloosters en had vermoedelijk geloften afgelegd om een non te zullen worden. Nu deed ze een beroep op Anselmus van Canterbury om vrijgesteld te worden van deze beloften, om met Hendrik te kunnen trouwen. Anselmus stelde een commissie van geestelijken in om het probleem te onderzoeken. De conclusie was dat Mathilda feitelijk nog geen non was geworden, en dus vrij was om te trouwen. Mathilde bleek een energieke koningin te zijn die enkele malen als regent voor Hendrik optrad en deelnam aan besprekingen aan het hof. Na de geboorte van haar kinderen bleef ze meestal in Winchester als Hendrik op reis was, en was ze betrokken bij het dagelijks bestuur van Engeland.

    Hendrik had kinderen bij ten minste vijftien andere vrouwen en had vermoedelijk nog meer relaties. Een deel van die relaties zal voor zijn huwelijk zijn geweest (hij was al meer dan dertig jaar oud toen hij trouwde) maar een aanzienlijk deel van zijn relaties was ook tijdens zijn huwelijk.

    Conflict met Robert
    Robert, teruggekomen van de kruistocht, voelde zich door Hendrik bestolen. Robert meende zelf recht te hebben op de Engelse troon. De trouw van de Engelse edelen aan Hendrik was nog allerminst vanzelfsprekend maar Robert bleek alweer niet in staat om een invasie te organiseren.

    Dit veranderde toen Ranulf Flambard in februari 1101 uit de Tower ontsnapte en zich bij Robert voegde. Hij organiseerde voor Robert een invasie van Engeland. Hendrik nam de bezittingen van Ranulf in beslag en liet hem door Anselmus van Canterbury uit zijn bisschopsambt zetten. In april en juni 1101 liet Hendrik zijn edelen hun eed van trouw aan hem herhalen, en hij posteerde een leger en een vloot bij Pevensey. Veel edelen kwamen niet opdagen, hoewel een aantal zich nog bij Hendrik voegden na persoonlijke druk door Anselmus.

    Robert verraste Hendrik door met een klein leger bij Portsmouth te landen. Robert liet de kans voorbij gaan om Winchester (met Hendriks schatkist) te bezetten, maar zijn leger werd wel versterkt door een groot aantal Engelse edelen. De legers van Robert en Hendrik ontmoetten elkaar bij Alton. Het lukte om een veldslag te voorkomen en de besprekingen leidden tot een verdrag waarbij werd afgesproken dat Hendrik koning van Engeland bleef, hij zijn bezittingen in Normandië zou opgeven (behalve Domfront) en Robert tweeduizend pond per jaar van Hendrik zou ontvangen. Verder benoemden ze elkaar tot erfgenaam voor het geval ze zonder kinderen zouden overlijden, beloofde Hendrik om Robert te helpen om Normandië te verdedigen, zou de ene broer geen strafmaatregelen nemen tegen edelen die de andere broer hadden gesteund, en werd Ranulf Flambard hersteld in zijn functies en kreeg hij zijn bezit terug. Robert bleef enkele maanden in Engeland als gast van Hendrik.

    Ondanks het verdrag vervolgde Hendrik de belangrijkste medestanders van Robert, op grond van aanklachten waar het verdrag van Alton niet op van toepassing was. Willem II van Warenne werd verbannen maar kon zich in 1103 weer met Hendrik verzoenen. Robert van Bellême en zijn broers werden beschuldigd van een groot aantal misdrijven. Robert van Bellême nam de wapens op tegen Hendrik en veroverde Roberts kastelen in Arundel, Tickhill en Shrewsbury. Uiteindelijk werd Robert van Bellême opgesloten in het kasteel van Bridgnorth en had hij geen andere keuze dan ook in ballingschap te gaan.

    In 1103 begon Hendrik zijn netwerk in Normandië weer te activeren. Hij liet meerdere van zijn onechte dochters met Normandische edelen trouwen en gaf grote giften aan andere edelen. Ondertussen was zijn broer Robert gedwongen om te gaan samenwerken met Robert van Bellême. In 1104 trok Hendrik daarom naar Domfront en had daar besprekingen met een groot aantal edelen. Ook zocht hij zijn broer op en beschuldigde hem ervan met zijn vijanden samen te werken, wat een schending van het verdrag van Alton zou zijn. In 1105 stuurde Hendrik zijn vriend Robert Fitzhamon met een groep ridders de gebieden van zijn broer in. Toen Robert Fitzhamon gevangen werd genomen, bestempelde Hendrik dit als een oorlogsdaad en had hij een aanleiding om zijn broer aan te vallen, met als excuus dat hij orde en vrede moest herstellen.

    Via diplomatie had Hendrik bereikt dat de belangrijke noord-Franse edelen en de koning van Frankrijk zich afzijdig zouden houden. Hendrik bezette het westen van Normandië en trok naar Bayeux waar Robert Fitzhamon gevangen werd gehouden. De stad weigerde om Hendrik toe te laten en Hendrik belegerde de stad. Toen hij Bayeux had ingenomen werd de stad tot de grond toe afgebrand. Caen gaf zich daarom zonder tegenstand over en Hendrik kon daarna met beperkte verliezen Falaise bezetten. Daarna stagneerde Hendriks campagne. Hij begon onderhandelingen met Robert maar die leverden ook geen succes op, daarom ging Hendrik met Kerst naar Engeland. In juli 1106 kwam Hendrik terug naar Normandië en belegerde het kasteel van Tinchebray. Hertog Robert en Robert van Bellême leidden in september een leger om het kasteel te ontzetten. Het leger van Robert viel dat van Hendrik aan. Toen de gevechten volop bezig waren, vielen Hendriks bondgenoten uit Maine en Bretagne het leger van Robert in de flanken aan. Na een uur was de veldslag beslist. Hertog Robert was gevangengenomen maar Robert van Bellême kon vluchten.

    Robert gaf zijn aanhangers opdracht om het verzet tegen Hendrik te staken. Hendrik verzoende zich met Robert van Bellême die in ruil goederen opgaf die hij van Robert had gekregen. In Rouen zwoer Hendrik de wetten en gebruiken van Normandië te zullen handhaven. Robert bleef gevangen en zijn zoon Willem Clito werd door Hendrik onder de bescherming van Helias van Saint-Saëns geplaatst. Dit was opmerkelijk want Helias was een van de belangrijkste en machtigste van de aanhangers van Robert geweest. Hendrik kon Robert zijn formele positie als hertog niet afnemen. Hij vermeed gebruik van de titel "hertog" van Normandië en presenteerde een beeld van hemzelf als een waarnemer die de vrede in het hertogdom herstelde.

    Bestuur, hofhouding, relatie met de kerk
    Met het koningschap van Engeland had Hendrik ook aanspraken op gezag over Schotland en Wales van zijn broer geërfd. De verhoudingen met Schotland, waar zijn schoonvader regeerde, waren in de regel goed. Tijdens het bestuur van Hendrik werd de Engels-Normandische invloed in Schotland geleidelijk sterker. Wales was een lappendeken van inheemse en Engels-Normandische feodale eenheden, en enkele koninklijke kastelen. Hendrik vergrootte zijn invloed in Wales door voorzichtige diplomatie.

    In Engeland zelf versterkte Hendrik zijn greep op de adel door consequent zijn aanhangers te belonen en tegenstanders te straffen, hoewel hij niet bijzonder streng was in zijn straffen. Gedurende zijn bestuur verloren belangrijke opstandige families, die hun standpunten niet wilden opgeven, alle belangrijke functies die ze hadden. Hendrik had een netwerk van spionnen zodat hij goed wist wat zijn edelen uitvoerden. Hendrik had een uitgebreid rondreizend hof met een administratie (onder de kanselier) en een schatkist (onder de kamerheer) terwijl de maarschalk voor de logistiek en de voorzieningen zorgde. Daarnaast had Hendrik een permanente koninklijke garde van een paar honderd man. De hofhouding was aan strenge regels onderworpen, zo was het verboden om de omgeving te plunderen (wat onder zijn voorganger een normale praktijk was). In zijn paleis in Woodstock had Hendrik een eigen dierentuin.

    Hendrik gebruikte ministerialen om recht en financiën te hervormen. Het rechtssysteem werd gebaseerd op het Angelsaksische recht, veel wetten werden gemoderniseerd en op schrift vastgelegd en Hendrik stelde een systeem van reizende rechters in. Er werd een systematische boekhouding ingevoerd voor de inkomsten en de uitgaven van de schatkist. Hendrik hervormde het muntstelsel en voerde strenge straffen in voor muntmeesters die knoeiden met het gehalte van edelmetalen in munten. Deze maatregelen werden apart van elkaar, zowel in Engeland als in Normandië ingevoerd.

    Hendrik had de steun van de kerk hard nodig, zowel om zijn positie in Engeland te versterken als in het conflict met Robert. Hij werkte nauw samen met aartsbisschop Anselmus van Canterbury (bijvoorbeeld met concilies voor de hervorming van de kerk in 1102 een 1108) maar kreeg ook te maken met diens strikte standpunt inzake de investituurstrijd. Anselmus volgde het standpunt van paus Urbanus II dat geestelijken niet onder het gezag van de vorst konden staan. Dit had er al toe geleid dat Anselmus door Hendriks broer Willem was verbannen. Hendrik had hem terug laten komen omdat hij de steun van de kerk nodig had. Hendrik en Anselmus probeerden de kwestie door onderhandelingen op te lossen maar uiteindelijk koos Anselmus ervoor om weer in ballingschap te gaan, en Hendrik legde beslag op zijn inkomsten. In 1105 werd eindelijk een oplossing gevonden waarbij bisschoppen de vorst alleen zouden erkennen als leenheer voor hun wereldlijke goederen. In zijn eerste periode als koning benoemde Hendrik vooral vertrouwde hovelingen als bisschop. Vanaf ongeveer 1125 benoemde hij vooral geestelijken die de hervorming van de kerk steunden.

    In 1119 kwam Hendrik in conflict met zijn vriend Thurstan van Bayeux, de aartsbisschop van York. De aartsbisschop van Canterbury vond (net als Hendrik) dat zijn collega van York hem gehoorzaamheid moest zweren maar Thurstan weigerde dat. In 1119 was zijn benoeming hierdoor al vijf jaar opgehouden. In dat jaar bezocht Thurstan de paus en werd door hem geweid. Hendrik voelde zich bedrogen en verbande Thurstan tot de kwestie in 1120 werd opgelost.

    Hendrik was aanvankelijk niet erg religieus maar zou zich na de dood van zijn zoon William Adelin (1120) en de huwelijkscrisis van zijn dochter Mathilde van Engeland (1129) meer voor het geloof zijn gaan interesseren. Hendrik steunde de orde van Cluny, hij schonk een groot bedrag aan de abdij van Cluny en gaf grote schenkingen voor de stichting van de abdij van Reading. Daarnaast zorgde Hendrik voor het organiseren van reguliere kanunniken volgens de Regel van Augustinus, stichtte hij leprahospitalen en trof hij voorzieningen voor nonnenkloosters, en voor de grijze monniken van Savigny-le-Vieux en Thiron-Gardais. Hendrik verzamelde relieken en stuurde in 1118 een gezantschap naar Constantinopel om relieken te verzamelen. Een aantal relieken gaf hij aan de abdij van Reading.

    Onbetwiste vorst
    Door de dood van zijn broers Richard en Willem en door de nederlaag van zijn broer Robert, was Hendrik de onbetwiste koning van Engeland en hertog van Normandië geworden.

    Conflicten
    In 1108 werd Lodewijk VI koning van Frankrijk en hij had de ambitie om het gezag van de Franse kroon te versterken. Lodewijk eiste dat Hendrik hem als leenheer zou erkennen voor Normandië en dat hij twee betwiste kastelen zou opgeven. Toen Hendrik weigerde dreigde Lodewijk met oorlog. Onderhandelingen konden een oorlog voorkomen, zonder dat Hendrik concessies deed.

    Ten zuiden van Normandië erfde Fulco V van Anjou het graafschap van Anjou en door zijn huwelijk werd hij ook graaf van Maine. Hendrik vond dat Maine een leengoed van Normandië was maar Fulco huldigde Lodewijk als zijn leenheer voor Maine. Er ontstond zo een bondgenootschap tegen Hendrik waar Robrecht II van Vlaanderen zich ook bij aansloot.

    Hendrik reageerde door zijn dochter Mathilda te laten trouwen met keizer Hendrik V. Hij gaf Mathilda een bruidsschat mee van 6.666 ponden, waar een extra belasting voor moest worden geheven. Bovendien verloofde Hendrik zijn zoon Willem met een dochter van Fulco, en liet hij een van zijn onechte dochters trouwen met hertog Conan III van Bretagne. Net als in Engeland begon hij edelen die hij niet vertrouwde, uit hun positie te verwijderen. Hun bezittingen gebruikte hij om nieuwe medestanders te verwerven. In 1110 probeerde Hendrik om zijn neef Willem te arresteren maar die werd door zijn voogd in Vlaanderen in veiligheid gebracht. Robert van Bellême koos de kant van Lodewijk maar toen die hem als ambassadeur naar Hendrik stuurde, werd Robert prompt gevangengenomen.

    Toen er in 1111 een opstand uitbrak in Frankrijk kon Hendrik de druk op Lodewijk verder opvoeren door zijn neef Theobald IV van Blois, zoon van zijn zus Adela van Engeland, te steunen, die een van de belangrijkste opstandelingen was. Lodewijk was in 1113 gedwongen om opnieuw vredesbesprekingen met Hendrik te voeren. Lodewijk erkende dat Maine, Bretagne en Bellême leengoederen waren van Normandië en hij erkende het gezag van Hendrik over de twee omstreden kastelen. Hendrik begon zich rond deze tijd "hertog van Normandië" te noemen.

    Hendrik had in 1108 een campagne geleid in het zuiden van Wales en in Pembrokeshire had hij een groep Vlamingen gevestigd om de wildernis te ontginnen. Maar de Welshe prinsen Owain ap Cadwgan en Gruffudd ap Cynan begonnen zich geleidelijk onafhankelijker op te stellen en ze bedreigden de Engels-Normandische edelen in Wales en de earl van Chester. Daarom viel Hendrik met drie legers Wales binnen, het noordelijke leger werd geleid door Alexander I van Schotland, het zuidelijke leger door Gilbert (Fitz Richard) de Clare, terwijl Hendrik zelf het middelste leger aanvoerde. Al snel vroegen Owain en Gruffudd om onderhandelingen. Hendrik versterkte de Engelse positie in Wales door nieuwe Engels-Normandische edelen te benoemen als heer van Welshe grensgebieden. Zo werd Gilbert Fitz Richard graaf van Ceredigion.

    Om de opvolging van zijn zoon William Adelin zeker te stellen, zocht Hendrik in 1115 weer toenadering tot Lodewijk. Hij bood aan om Lodewijk als zijn leenheer voor Normandië te huldigen en hem een groot bedrag te betalen, als Lodewijk Willem zou erkennen als erfgenaam van Normandië. Op het laatste moment trok Lodewijk zich terug uit de onderhandelingen en verklaarde hij de neef van Hendrik, Willem Clito, de zoon van Hendriks oudste broer Robert, als wettige erfgenaam van Normandië te zien.

    Hendrik gaf nu weer militaire steun aan Theobald en in 1116 was er een open oorlog tussen Hendrik en Lodewijk. Eerst vonden er over en weer enkele plunderingen plaats maar toen vielen Franse troepen, met hulp uit Vlaanderen en Anjou, Normandië binnen. Bovendien kwam een deel van de Normandische adel in opstand, onder leiding van Amalrik III van Montfort. Hendriks vrouw Mathilda overleed in 1118 maar de situatie in Normandië was zo ernstig dat Hendrik haar begrafenis niet kon bijwonen. De positie van Hendrik werd zo benard dat zelfs zijn onechte dochter Juliana en haar man Eustatius van Breteuil naar de tegenpartij wilden overlopen. Hendrik veroverde Breteuil, waarbij Juliana nog probeerde om haar vader met een kruisboog neer te schieten, en ontnam het paar al hun bezittingen.

    In 1119 stemde Fulco eindelijk toe in het huwelijk van Willem, de zoon van Hendrik, met zijn dochter, Mathilde van Anjou, maar Hendrik moest daar wel een groot bedrag voor neertellen. Fulco vertrok daarna naar het Heilige Land. Hendrik rekende met Lodewijk af in een veldslag bij Brémule. Daarna verzoende Hendrik zich met Amalrik van Montfort maar een poging om Paus Calixtus II het conflict met Lodewijk te laten oplossen mislukte, want de paus wilde zich er niet mee bemoeien. Uiteindelijk onderhandelden Lodewijk en Hendrik in 1120 zelf een vrede. Hendriks zoon Willem huldigde Lodewijk als zijn leenheer voor Normandië en Lodewijk erkende Willem als de erfgenaam van Normandië.

    Erfeniskwestie
    Eind november 1120 reisde Hendrik met zijn hofhouding naar Engeland. Hendriks zoon Willem reisde op het White Ship met een gezelschap jonge edelen. Dit schip liep op 25 november 1120 op de rotsen en zonk en Willem overleed met de rest van de opvarenden. Hierdoor had Hendrik geen wettige zoon meer om hem op te volgen. Hendrik hertrouwde snel (januari 1121) met Adelheid van Leuven.

    De ramp had ook andere politieke gevolgen: Hendriks verbond met Anjou werd nu niet meer door een familieband bijeen gehouden. Hendrik weigerde de weduwe haar bruidsschat terug te geven en Fulco trouwde een van zijn dochters met Hendriks neef Willem. Hendrik betaalde paus Calixtus een groot bedrag om dit huwelijk ongeldig te laten verklaren. Fulco stookte de Normandische edelen op om weer in opstand te komen. Omdat de earl van Chester ook was verdronken, kwam de Welshe prins Maredudd ap Bleddyn in opstand. Hendrik moest daarom in de zomer van 1121 op campagne in Wales. Hoewel hij door een pijl werd getroffen kon hij de opstand onderdrukken.

    In 1123 onderdrukte Hendrik de opstand in Normandië. Omdat hij nog geen kinderen uit zijn tweede huwelijk had, begon hij andere erfgenamen te overwegen. De belangrijkste kandidaten waren zijn onechte zoon Robert, zijn neef Willem (die de steun had van Lodewijk van Frankrijk) en zijn neven Theobald en Stefanus van Blois, zonen van zijn zus Adela van Engeland . Hendrik arrangeerde een goed huwelijk voor Stefanus met Mathilde van Boulogne (1151), de rijkste erfdochter van Engeland. Maar omdat zijn dochter Mathilde in 1125 weduwe werd, kwam zij ook in aanmerking. In 1126 verklaarde Hendrik dat zij zijn erfgename zou worden, als hij zonder wettige zonen zou overlijden. Hij liet zijn edelen in de komende jaren tot drie keer een eed afleggen dat zij Mathilda als erfgename zouden steunen.

    Versterken positie
    In 1127 overleed de graaf van Vlaanderen, Karel de Goede, zonder erfgenaam en Lodewijk VI, koning van Frankrijk, benoemde Hendriks neef Willem Clito tot graaf van Vlaanderen. Hendrik steunde zijn tegenstanders en financierde hun opstand. Lodewijk gaf dan weer hulp aan Willem en om dat dwars te zitten viel Hendrik zelf Lodewijk aan. Willem overleed onverwacht in juli 1128 en de vijandelijkheden werden snel gestaakt. Hendrik en Lodewijk konden zelfs formeel vrede sluiten.

    Hendrik herstelde de band met Anjou door zijn dochter Mathilda te laten trouwen met Godfried V van Anjou, de oudste zoon van Fulco. Kort na zijn huwelijk werd Godfried zestien jaar oud (hij was meer dan tien jaar jonger dan Mathilda) en droeg zijn vader, Fulco, het bestuur aan hem over. Fulco trouwde met Melisende van Jeruzalem en werd daardoor koning van Jeruzalem. Hij vertrok definitief naar het Heilige Land. Godfried en Mathilde hadden een slecht huwelijk en leefden al snel gescheiden van elkaar. Hendrik moest zijn dochter in 1131 dwingen om zich met haar man te verzoenen, en snel daarna werden twee zonen geboren.

    Overlijden
    Mathilde wilde dat Hendrik de Normandische edelen ook trouw aan haar zou laten zweren maar Hendrik weigerde dat. Godfried en Mathilde steunden toen de volgende Normandische opstand (1135), onder Willem I van Ponthieu (zoon van Robert van Bellême). Hendrik kwam weer naar Normandië om de opstandelingen te onderdrukken en besloot daarna om te gaan jagen in Lyons-la-Forêt. Volgens kroniekschrijver Hendrik van Huntingdon is hij daar overleden omdat hij tegen advies van zijn arts een grote hoeveelheid lamprei heeft gegeten. Hij stierf na een ziekbed van enkele dagen. Zijn lichaam werd gebalsemd en begraven in de abdij van Reading.

    Hoewel Mathilde formeel zijn erfgename was, verliep de opvolging rampzalig. Op het nieuws van Hendriks dood trok zij naar Normandië maar nam daar rust toen bleek dat ze zwanger was. De Normandische adel gaf de voorkeur aan Theobald van Blois als hertog. Maar Stefanus van Blois stak snel over naar Engeland en trok naar Winchester. Hij maakte zich meester van de Engelse schatkist en liet zich met hulp van zijn broer, bisschop van Winchester, tot koning van Engeland kronen. Dit zou uitlopen op een langdurige en bittere burgeroorlog in Engeland tussen Stefanus en Mathilda. Dat conflict zou pas worden opgelost toen Mathilda's zoon Hendrik vrede sloot met Stefanus, en hem uiteindelijk opvolgde als koning.

    Huwelijken en kinderen
    In zijn eerste huwelijk was Hendrik getrouwd met Mathildis van Schotland (Westminster Abbey, 11 november 1100). Ze kregen de volgende kinderen:

    Mathilde van Engeland keizerin van Duitsland, erfgename na overlijden van haar broer en daardoor lange tijd in een burgeroorlog in Engeland verwikkeld;
    William Adelin erfgenaam van Hendrik maar overleden voor zijn vader.
    Na het overlijden van William Adelin hertrouwde Hendrik met Adelheid van Leuven (kapel van Windsor Castle, 29 januari of 2 februari 1121) in de hoop nieuwe zoons, maar dit huwelijk bleef kinderloos.

    Hendrik had vele onwettige kinderen van wie hij er 20 tot 25 erkende. Bekend zijn:

    bij een onbekende vrouw uit Caen:
    Robert van Gloucester (graaf);
    bij Edith, zij bezat land in Devon:
    Mathilde FitzEdith (ovl. 25 november 1120) overleden aan boord van het White Ship, gehuwd met Rotrud III van Perche. Zij hadden twee dochters waarvan een trouwde met Eli II van Maine;
    bij Ansfrida, zij was weduwe van de ridder Anskill. Hij was een ridder op de goederen van de abdij van Abingdon (Engeland) en overleed in gevangenschap van koning Willem, Hendriks broer:
    Richard van Lincoln (ca. 1100 - 25 november 1120), nam in 1119 deel aan de campagne van Hendrik in Normandië, hij werd korte tijd gevangengenomen door Lodewijk van Frankrijk, pleitte voor genade voor zijn zus en overleed aan boord van het White Ship. Verloofd met Amice van Gaël;
    Juliana (ca. 1085 - ovl. na 1136), gehuwd (1103) met Eustatius van Pacy († 1136), heer van Breteuil. Na zijn overlijden werd ze non in Fontrevauld. Ze kregen een zoon Willem (ovl. 1153, zonder erfgenamen) en twee dochters. Eustatius gaf de twee meisjes als gijzelaar aan Ralph Harenc, in ruil voor diens zoon. Toen Eustatius de zoon van Ralph de ogen uitstak, kreeg Ralph van Hendrik toestemming om de meisjes blind te maken en hun neus af te snijden;
    Fulco, jong overleden of geestelijke geworden;
    bij Sybilla Corbet, na haar relatie met Hendrik trouwde ze met Herbert FitzHerbert:
    Sybilla van Normandië, gehuwd met Alexander I van Schotland;
    Willem, hoveling in Schotland;
    Reginald van Dunstanville;
    mogelijk Rohese (ovl. 1176), gehuwd met Henri de la Pomerai, tweede constable van Hendriks hofhouding. Ze kregen twee zoons die allebei een militaire loopbaan volgden;
    bij Edith:
    Robert, grootgrondbezitter in Devon, steunde Mathilda tegen Stefanus van Blois. In zijn tweede huwelijk getrouwd met de weduwe Mathilde van Avranches. Hun dochter Mathilde trouwde met Willem, zoon van Reinout van Courtenay;
    bij minstens vijf onbekende vrouwen:
    onbekende dochter, getrouwd met Helie van Saint Saëns, de voogd van Willem, neef van Hendrik.
    Mathilde getrouwd met Conan III van Bretagne;
    Adelheid/Aline (ovl. voor 1141), gehuwd met Mathieu van Montmorency, Connétable van Frankrijk, ze kregen vijf kinderen;
    Constance (ovl. na 1173) gehuwd met burggraaf Roscelin van Beaumont, ze kregen vier kinderen, hun zoon Rudolf werd bisschop van Angers;
    Mathilde, abdis van Montivilliers;
    Gilbert;
    Willem, overleed kort na Hendrik;
    bij Nest, vrouw van Gerald FitzWalter, dochter van prins Rhys ap Tewdwr:
    Hendrik, 1157 gesneuveld in Anglesey onder Hendrik II van Engeland;
    bij een onbekende vrouw:
    onbekende dochter, gehuwd met Willem III van Goët, heer van Montmirail en Château-du-Loir
    bij Isabella van Beaumont, dochter van Robert I van Meulan, gehuwd met Gilbert de Clare:
    Isabella

    Hendrik getrouwd Mathilde van Schotland op 11 nov 1100 (civil) in Westminster Abbey. Mathilde (dochter van Malcolm III van Schotland en Margaretha van Schotland) is geboren in 1079 in Dunfermline; is gestorven op 1 mei 1118 in Westminster, Londen, Engeland. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 2. Mathilde van Engeland  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren circa 7 feb 1102 in Sutton Courtenay; is gestorven op 10 sep 1167 in Rouan.


Generatie: 2

  1. 2.  Mathilde van EngelandMathilde van Engeland Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (1.Hendrik1) is geboren circa 7 feb 1102 in Sutton Courtenay; is gestorven op 10 sep 1167 in Rouan.

    Aantekeningen:

    Mathilde van Engeland (Sutton Courtenay, ca. 7 februari 1102 - Rouen, 10 september 1167) was de erfgename van Hendrik I van Engeland. Zij trouwde met keizer Hendrik V, dit huwelijk bleef kinderloos, en hertrouwde met Godfried V van Anjou. Na de dood van haar vader greep haar neef Stefanus van Blois de macht in Engeland en Normandië. Mathilde voerde een lange en verbitterde oorlog tegen Stefanus. Uiteindelijk lukte het haar oudste zoon Hendrik om door onderhandelingen Engeland en Normandië te verwerven. In Engeland werd ze Empress Maud genoemd (keizerin vanwege haar eerste huwelijk, Maud als Engelse vertaling van Mathilde), ter onderscheid van Queen Maud, de echtgenote van Stefanus.

    Jeugd
    Mathilde was dochter van Hendrik I van Engeland en Mathilde van Schotland. Dat betekende dat ze niet alleen van Willem de Veroveraar afstamde maar ook van de Angelsaksische koningen van Engeland. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat ze in het koninklijk paleis te Sutton Courtenay is geboren, en niet in Winchester zoals vroeger vaak werd aangenomen. Mathilde en haar broer William Adelin waren de enige wettige kinderen van Hendrik die de kindertijd overleefden. Ze werd tot 1108 opgevoed door de nonnen van de abdij van Wilton, daarna werd ze toevertrouwd aan aartsbisschop Anselmus van Canterbury.

    Eerste huwelijk
    Koning Hendrik V van Duitsland begon in 1108 onderhandelingen met Hendrik van Engeland over een bondgenootschap, tegen de samenwerking van Frankrijk met paus Paschalis II. De Duitse koning had een gespannen verhouding met de paus vanwege de investituurstrijd terwijl hij de paus ook nodig had om hem tot keizer te kronen. De onderhandelingen leidden in 1109 tot een verloving op afstand tussen Hendrik V (20 jaar oud) en Mathilde (7 jaar oud). Mathilde zou een bruidsschat van 10.000 zilveren marken meekrijgen en Hendrik kon dat bedrag goed gebruiken om een Italiaanse veldtocht te financieren om de paus zijn wil op te leggen.

    In februari 1110 haalde een gezelschap Duitse hovelingen Mathilde op in Engeland. Samen met Engelse hovelingen stak het gezelschap over naar Boulogne-sur-Mer en Hendrik ontving Mathilde in Luik. Daarvandaan trokken ze naar Utrecht waar het paar met Pasen (10 april) officieel werd verloofd. Mathilde kreeg bij de verloving een aantal landgoederen in Lotharingen. Op 25 juni werd ze in Mainz tot "koningin van de Romeinen" gekroond door aartsbisschop Frederik I van Schwarzenberg van Keulen.

    Hendrik trok naar Italië en toen de onderhandelingen met de paus niet tot resultaat leidden, nam hij de paus gevangen. Onder deze druk deed Paschalis belangrijke concessies en stemde hij ermee in om Hendrik tot keizer te kronen (Rome, 13 april 1111). Mathilde werd ondertussen in Duitsland door aartsbisschop Bruno van Trier opgevoed en moest het grootste deel van haar Engels-Normandische gezelschap naar huis sturen omdat ze dan sneller Duits zou leren. Sommige Engelsen bleven echter bij Mathilde, zoals aartsdiaken Hendrik van Winchester die later bisschop van Verdun zou worden.

    Kort voor haar twaalfde verjaardag trouwden Mathilde en Hendrik, op 6 of 7 januari 1114 in Mainz. Als echtgenote van een keizer deed ze belangrijke ervaring op in bestuur en diplomatie. De positie van Hendrik kwam in Duitsland onder druk te staan door verzet van adel en geestelijkheid, en door een excommunicatie door de paus. Bovendien kregen Hendrik en Mathilde geen kinderen (hoewel abt Herman van Doornik vermeldt dat ze een kind kregen dat na een paar dagen overleed). Bijzonder is dat dit in de algemene opinie niet als de schuld van Mathilde werd gezien, maar als een straf van god voor Hendrik (die wel een buitenechtelijk kind had), wegens de opstand tegen zijn vader keizer Hendrik IV.

    Toen Hendrik de uitgestrekte goederen van Mathilde van Toscane erfde, besloot hij om in 1117 naar Italië te gaan om die goederen te bezoeken en zijn conflict met de paus op te lossen. Hendrik en Mathilde trokken via Venetië naar de burcht van Mathilde van Toscane in Canossa, waar ze feestelijk werden ontvangen. Daarna trok het paar naar Rome waar ze door de bevolking van de stad werden ontvangen. De paus was afwezig omdat hij naar Zuid-Italië was gereisd om Hendrik te ontlopen. De paus zond zijn gezant Maurice Bourdin, aartsbisschop van Braga, naar Rome. Maurice liet zich door Hendrik overhalen om zijn standpunten te steunen en hij kroonde Hendrik (opnieuw) en Mathilde in de Sint-Pietersbasiliek tot keizer en keizerin (Pasen 1117). Maurice werd daarop door de paus geëxcommuniceerd. Kort daarna overleed Paschalis en benoemde Hendrik Maurice tot de nieuwe paus. Aanhangers van Paschalis kozen paus Gelasius II. Beide pausen excommuniceerden elkaar direct, tezamen met hun belangrijkste medestanders.

    Hendrik moest snel terugkeren naar Duitsland maar Mathilde bleef nog een jaar in Italië en trad daar op als zijn regentes. Bekend is dat ze de rechtszaak tegen dieven van kerkgoederen in Castrocaro heeft voorgezeten. In november 1119 reisde ze naar het noorden en voegde zich in Utrecht bij Hendrik. Hendrik sloot in 1122 het Concordaat van Worms met paus Calixtus II en zette zo een belangrijke stap om zijn problemen met de kerk op te lossen. De verhouding met Frankrijk verslechterde echter. Eerst kreeg Mathilde geen garantie van veilige doortocht toen ze haar vader wilde bezoeken, daarna brak er oorlog tussen Engeland en Frankrijk uit. Hendrik V viel Frankrijk aan om zijn schoonvader te ondersteunen maar zijn expeditie liep uit op een mislukking.

    Hendrik stierf in 1125. Hij vertrouwde de regalia van het rijk aan Mathilde toe. Hendrik wilde dat zijn neef Frederik II van Zwaben hem zou opvolgen. Aartsbisschop Adalbert I van Saarbrücken van Mainz, een tegenstander van Hendrik, leidde de verkiezing van de nieuwe koning en haalde Mathilde over (volgens sommige bronnen met leugens) om hem de regalia te geven. Uiteindelijk werd Hendriks tegenstander Lotharius van Supplinburg tot koning gekozen.

    Weduwe en erfgename
    Mathildes vader Hendrik gaf zijn dochter opdracht om terug te komen naar zijn hof. Volgens overlevering was Mathilde liever in Duitsland gebleven waar ze zich thuis voelde. Bovendien sprak ze beter Duits dan Engels of Frans. Maar als kinderloze weduwe zonder grote eigen bezittingen, terwijl de vroegere tegenstander van haar man tot koning was gekozen, had ze weinig perspectief in Duitsland. In Engeland/Normandië was haar positie juist belangrijker geworden omdat haar broer Willem was verdronken bij het vergaan van het White Ship. Mathilde was toen nog keizerin en haar vader Hendrik (een weduwnaar) hoopte door snel een jonge vrouw te trouwen nog mannelijke erfgenamen te kunnen verwekken. Hoewel ze formeel niet als erfgenaam werd aangewezen, had ze toch een positie van belang. Mathilde voegde zich daarom in 1125 bij haar vader in Normandië. Na een jaar trok het gezelschap naar Engeland. Omdat Hendrik en zijn tweede vrouw na vijf jaar nog geen kinderen hadden, wees Hendrik Mathilde formeel aan als zijn erfgename. Hij liet zijn hovelingen tweemaal zweren Mathilde te erkennen als toekomstige koningin van Engeland (januari 1127 en Pasen 1128).

    Tweede huwelijk

    Aanleiding
    Rond deze tijd begon een politiek steekspel rond het hertogdom Normandië. Hendrik had het hertogdom veroverd op zijn broer Robert Curthose en zijn zoon Willem Clito maakte aanspraken op Normandië. Koning Lodewijk VI van Frankrijk moedigde deze aanspraken aan. De machtige graaf Fulco V van Anjou had Hendrik gesteund en had zijn dochter met de nu overleden Willem laten trouwen. Maar nu liet hij een andere dochter met Willem Clito trouwen. Het lukte Hendrik om dat huwelijk te laten ontbinden door de paus, op grond van bloedverwantschap. Lodewijk reageerde door Willem Clito zijn schoonzuster als vrouw aan te bieden, met de Vexin als bruidsschat. Toen in 1127 Boudewijn VII van Vlaanderen, de graaf van Vlaanderen, zonder erfgenamen overleed, gaf Lodewijk het graafschap van Vlaanderen aan Willem Clito om zijn positie zo nog verder te versterken.

    Hendrik wist het probleem op te lossen door een huwelijk tussen Mathilde en de oudste zoon van Fulco te arrangeren: Godfried V van Anjou. Mathilde had grote bezwaren: ze vond Godfried beneden haar stand en bovendien was hij tien jaar jonger, nog te jong om nu al te trouwen. Maar ze had geen andere keuze dan te trouwen en in 1127 trok ze naar Normandië, onder de hoede van haar halfbroer Robert van Gloucester.

    Huwelijk
    Mathilde en Godfried trouwden op 17 juni 1128 in de kathedraal van Le Mans, Godfried was de week daarvoor door Hendrik tot ridder geslagen. Een maand later overleed Willem Clito aan verwondingen die hij tijdens gevechten had opgelopen. De positie van Mathilde leek nu onbedreigd. Haar huwelijk met Godfried was echter heel moeilijk en in 1129 verliet ze Godfried om in Rouen te gaan wonen. In augustus 1131 beval Hendrik Mathilde om naar Engeland te komen. Op 8 september vond een hofdag plaats waarbij Mathilde werd opgedragen om terug te keren naar haar echtgenoot. De aanwezigen hovelingen zwoeren opnieuw trouw aan Mathilde als erfgename van Hendrik. In 1133 en 1134 kreeg het paar twee kinderen: Hendrik en Godfried . Mathilde werd ernstig ziek na de tweede bevalling. Haar begrafenis was al voorbereid toen ze tegen alle verwachting in toch herstelde. In 1136 kregen ze nog een derde zoon, Willem.

    De huwelijksproblemen tussen Mathilde en Godfried leidden er uiteindelijk toe dat Hendrik en Godfried een slechte verhouding kregen. De kastelen op de Normandische grens die Godfried bij het huwelijk zou krijgen, werden nooit overgedragen. Godfried zou nooit een uitnodiging krijgen van Hendrik om zijn hof te bezoeken.

    Strijd om de erfenis
    Hendrik bezocht Normandië in 1135. Mathilde bleef echter in Anjou. Hendrik inspecteerde zijn grens met Anjou, maar vader en dochter zochten elkaar toen ook niet op. Hendrik overleed op 1 december in zijn jachtkasteel in Lyons-la-Forêt, op zijn sterfbed bevestigde hij dat Mathilde zijn erfgename moest worden. Maar omdat Godfried en Mathilde niet bij zijn overlijden aanwezig waren, konden ze niet direct de troon opeisen.

    Godfried moest in Anjou blijven om een opstand te onderdrukken maar Mathilde trok naar Normandië. Daar bezette ze de drie kastelen van haar bruidsschat: Domfront, Exmes en Argentan. Daarna kwam ze echter tot de ontdekking dat ze zwanger was en ze besloot eerst om rustig in Argentan te blijven voor de duur van haar zwangerschap en daar te bevallen. Ondertussen zeilde Stefanus van Blois snel naar Engeland en werd met hulp van zijn broer, de bisschop van Winchester, op 22 december 1135 in Winchester tot koning van Engeland gekroond door de aartsbisschop van Canterbury. Vanwege de grote haast waren slechts enkele edelen en drie geestelijken aanwezig. Stefanus had driemaal trouw gezworen aan Mathilde als erfgename van Hendrik.

    Koning David I van Schotland, oom van Mathilde, viel Engeland binnen als reactie op de kroning van Stefanus. Maar Stefanus kon de Schotten eenvoudig verdrijven. Robert van Gloucester erkende Stefanus als koning. Na ruim een jaar kwam Stefanus naar Normandië om ook daar zijn gezag te vestigen maar dat liep niet goed. Stefanus had een leger van Vlaamse huurlingen meegenomen maar er braken gevechten uit tussen de Vlamingen en Normandische edelen, en het huurlingenleger viel uiteen. Robert beschuldigde Stefanus van een poging om hem te vermoorden. Uiteindelijk ging Stefanus terug naar Engeland. Robert van Gloucester bleef achter in Normandië en controleerde de gebieden rond Caen en Bayeux. In juni 1138 zegde hij zijn eed aan Stefanus op en sprak hij zijn steun uit voor Mathilde. Robert zou Mathildes belangrijkste en trouwste medestander zijn in de oorlogen die volgden, beter bekend onder de naam "Anarchie".

    In 1139 bracht Mathilde een onverwacht bezoek aan haar moeder in het kasteel van Arundel. Stefanus gaf haar en haar gezelschap (maar liefst 140 ridders onder wie Robert van Gloucester) een vrijgeleide naar Bristol, de belangrijkste stad van Robert. Vanuit Bristol begonnen Mathilde en Robert een oorlog tegen Stefanus. In februari 1141 kon ze Stefanus verslaan en gevangennemen in de Slag bij Lincoln. Mathilde leek de oorlog gewonnen te hebben en trok naar Londen om zich te laten kronen, als de-facto koningin noemde ze zichzelf "Lady of the English". De stad Londen wilde haar toelaten op voorwaarde dat ze de belastingen van de stad zou verlagen. Mathilde weigerde te onderhandelen en Londen sloot haar poorten en verklaarde zich voor Stefanus.

    Mathilde koos er nu voor om naar Winchester te trekken (vermoedelijk om zich daar te laten kronen) en belegerde het kasteel van Winchester. Daar werd ze echter ingesloten door een leger van koningin Mathilde (vrouw van Stefanus) en de stad Londen. Keizerin Mathilde kon vluchten maar Robert van Gloucester werd gevangengenomen. In november werden Stefanus en Robert tegen elkaar geruild. In december belegerde Stefanus Mathilde in het kasteel van Oxford. Toen de situatie onhoudbaar werd, vluchtte Mathilde met een klein gezelschap (volgens de overlevering in het wit gekleed omdat het had gesneeuwd). Het kasteel gaf zich de volgende dag over. Bij het latere beleg van Devizes kwam ze opnieuw zo in het nauw te zitten dat ze weer moest ontsnappen, dit keer werd ze in een grafkist het kasteel uitgedragen.

    Ondertussen veroverde Godfried Normandië. De oorlog in Engeland kwam langzaam tot een stilstand en in 1148 voegde Mathilde zich in Normandië bij Godfried. In 1149 droegen ze het hertogdom Normandië over aan hun zoon Hendrik.

    Laatste jaren
    Godfried overleed onverwacht in 1151. Hendrik onderhandelde in 1153 een overeenkomst met Stefanus waarbij die koning van Engeland bleef maar Hendrik als zijn erfgenaam aanwees. Mathilde bleef in Rouen wonen en voerde het dagelijks bestuur over Normandië. Ze probeerde te bemiddelen in de conflicten tussen haar zoons Hendrik en Godfried over de erfenis van hun vader. Haar jongste zoon Willem kwam bij haar wonen nadat Thomas Becket had geweigerd om hem met Isabel de Warenne, erfdochter van de graaf van Surrey, te trouwen. Ze overleefde Godfried en Willem en overleed zelf in 1167 in de abdij van Notre-Dame-du-Pré, bij Rouen. Ze werd begraven in de abdij van Bec. De abdij werd na de Franse Revolutie een militair terrein en een deel van de gebouwen werd gesloopt of raakte vervallen. Dat was aanleiding om Mathilde in 1847 te herbegraven in de kathedraal van Rouen, waar ook haar tweede echtgenoot was begraven.

    Huwelijken en kinderen
    Mathilde was in haar eerste huwelijk getrouwd met keizer Hendrik V, zij kregen geen kinderen.

    Mathilde was in haar tweede huwelijk getrouwd met Godfried V van Anjou, zij kregen de volgende kinderen:

    Hendrik II van Engeland, koning van Engeland, hertog van Normandië, graaf van Anjou, beschermer van Bretagne en door zijn huwelijk hertog van Aquitanië;
    Godfried II van Maine, korte tijd graaf van Anjou;
    Willem van Poitou.

    Mathilde getrouwd Godfried V van Anjou op 17 jun 1128 (civil) in kathedraal van Le Mans. Godfried (zoon van Fulco V van Anjou en Ermengarde van Maine) is geboren op 24 aug 1113; is gestorven op 7 sep 1151 in Château-du-Loir. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 3. Hendrik II van Engeland  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren op 5 mrt 1133 in Le Mans; is gestorven op 6 jul 1189 in Chinon.


Generatie: 3

  1. 3.  Hendrik II van EngelandHendrik II van Engeland Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (2.Mathilde2, 1.Hendrik1) is geboren op 5 mrt 1133 in Le Mans; is gestorven op 6 jul 1189 in Chinon.

    Aantekeningen:

    Hendrik II van Engeland (Le Mans, 5 maart 1133 – Chinon, 6 juli 1189) was koning van Engeland, hertog van Normandië, graaf van Anjou, Maine, Touraine en Nantes. Via zijn vrouw Eleonora van Aquitanië was hij hertog van Aquitanië en Gascogne, en graaf van Poitou, van Auvergne en enkele kleinere graafschappen. Bovendien had hij veel macht in Ierland, Wales, Bretagne en Schotland.[1] Het grote machtsgebied dat Hendrik had opgebouwd, wordt het Angevijnse Rijk genoemd. Behalve door de opbouw van dit feodale rijk wordt Hendrik vooral herinnerd wegens:

    het conflict met, en de moord op, zijn eerdere vriend Thomas Becket;
    zijn lange, gespannen verhouding met Lodewijk VII van Frankrijk, die formeel zijn leenheer was in Frankrijk;
    de (geromantiseerde) verhalen over zijn huwelijk en zijn kinderen (onder anderen Richard Leeuwenhart), en de soms gewapende conflicten met zijn kinderen en met zijn vrouw;
    het leggen van de basis voor het Engelse recht, en zijn (ongevraagde) impulsen voor modernisering van het bestuur en de wetgeving in Ierland, Schotland en Wales.
    Hendrik was de eerste koning van het Huis Plantagenet. De naam Plantagenet kwam van de bijnaam van zijn vader die de gewoonte had een bremtakje (Latijn: Planta genesta) op zijn hoed te dragen. Andere bijnamen waren Curtmantle (Frans: Court-manteau, korte mantel) en FitzEmpress (zoon van de keizerin).

    Jeugd
    Hendrik was een zoon van Godfried Plantagenet, graaf van Anjou, Maine en Touraine, en Mathilde van Engeland, de dochter van Hendrik I van Engeland en weduwe van keizer Hendrik V. Godfried was als feodale vorst praktisch onafhankelijk van de koning van Frankrijk en was dus een belangrijke buurman van het hertogdom Normandië van Hendrik I van Engeland. Het tweede huwelijk van Mathilde was dus zeker van belang voor haar vader.

    Hendrik I van Engeland overleed in 1135. Hij had Mathilde als zijn erfgename aangewezen, maar haar neef Stefanus van Blois greep de macht en werd tot koning van Engeland gekroond. Godfried maakte gebruik van de verwarde situatie door Normandië te bezetten in naam van zijn vrouw en zijn zoon. Godfried bemoeide zich verder niet met de strijd in Engeland (de Anarchie (Engeland)), dat liet hij over aan Mathilde en haar halfbroer Robert van Gloucester (graaf).

    Hendrik II kreeg voor die tijd een uitstekende opvoeding. Als kind verbleef hij vooral bij zijn moeder, maar vanaf 1140 leefde hij bij zijn vader en werd opgevoed door filoloog Peter van Saintes. In 1142 werd hij naar Bristol gezonden, naar het hof van Robert van Gloucester. Daar werd hij met de kinderen van Robert opgevoed door een huisleraar en door de kanunniken van de kathedraal van Bristol. Vanaf 1144 werd hij weer in Anjou opgevoed door Willem van Conches.

    In 1147 stak Hendrik (veertien jaar oud) met een kleine legermacht van huurlingen over naar Engeland. Al snel bleek dat Hendrik geen geld had om zijn troepen te betalen en zat hij vast in Engeland met een bende huurlingen waar hij geen controle over had. Zijn moeder en zijn oom wilden hem niet ondersteunen, wat suggereert dat Hendrik deze actie op eigen houtje had bedacht en uitgevoerd. Uiteindelijk vroeg hij koning Stefanus om hulp. Deze betaalde de troepen – waarom hij dat gedaan heeft is onderwerp van veel speculatie – en liet Hendrik naar Normandië terugkeren. In 1149 probeerde Hendrik het nogmaals; hij wilde met hulp van koning David I van Schotland en zijn oudoom Ranulf van Chester proberen om York te veroveren. Maar toen Stefanus met een legermacht naar het noorden trok, zagen Hendriks bondgenoten van de onderneming af. Hendrik moest weer terugkeren naar Normandië.

    Hendrik groeide op tot een energieke en gedreven man, met één doel: het herstel van het koninkrijk van Hendrik I met hemzelf als koning. Hij miste de charme van zijn vader. Hendrik had rood haar en sproeten, hij was niet lang en had kromme benen van het paardrijden. Hij zou niet veel om zijn uiterlijk hebben gegeven en regelmatig versleten kleding hebben gedragen. Hij hield van oorlog en de jacht maar op latere leeftijd had hij vooral interesse in bestuur en rechtspraak.

    Opbouw van het Angevijnse Rijk (tot 1162)

    Kaart van Frankrijk met in het oranje de gebieden die in handen waren van Hendrik II
    Toen Hendrik in 1149 terugkwam naar Frankrijk, was de oorlog in Engeland gestagneerd. In 1150 maakte Godfried Hendrik tot hertog van Normandië. De toenemende macht en onafhankelijkheid van Godfried was een doorn in het oog van Lodewijk VII, die formeel de leenheer was van Normandië. Lodewijk benoemde daarom Eustaas IV van Boulogne (de zoon van Stefanus) tot hertog en hij begon een veldtocht naar Normandië om die beslissing door te drukken. Op advies van Godfried begon Hendrik onderhandelingen met Lodewijk en door bemiddeling van Bernardus van Clairvaux werd een compromis bereikt: Lodewijk erkende Hendrik als hertog van Normandië, en in ruil daarvoor gaf hij het betwiste graafschap Vexin terug aan de koning.

    Godfried overleed in 1151. Hendrik moest zich er nu eerst op concentreren om de erfenis van zijn vader veilig te stellen. Hendrik had een broer Godfried, en het lijkt erop dat Godfried sr. Anjou, Maine en Touraine aan Hendrik wilde nalaten terwijl Godfried jr. een aantal belangrijke kastelen langs en zuidelijk van de Loire (rivier) zou krijgen. Als Hendrik ooit koning van Engeland zou worden zou Godfried jr. dan de volledige erfenis van zijn vader moeten krijgen.[bron?]

    Huwelijk met Eleonora
    Dit alles werd verstoord toen Hendrik, totaal onverwacht, op 18 mei 1152 in Bordeaux (stad)[bron?] trouwde met hertogin Eleonora van Aquitanië.[2] Eleonora was nog maar net van Lodewijk gescheiden, op 11 maart van dat jaar. Ze was de rijkste vrouw van Frankrijk, en daarmee een zeer gewilde huwelijkspartij. Onderweg van Parijs naar haar hoofdstad Poitiers had ze kunnen ontsnappen aan pogingen van Godfried jr. en van Theobald V van Blois, om haar te ontvoeren en tot een huwelijk te dwingen. Eleonora besloot snel te handelen en trouwde met Hendrik. Voor Hendrik bood dit huwelijk een aantal voordelen: Eleonora gaf hem alle middelen die hij nodig had om de macht te grijpen in Engeland; ze was ongeveer tien jaar ouder maar nog steeds een bijzonder mooie vrouw die al een paar kinderen had gekregen, dus Hendrik wist zeker dat ze vruchtbaar was; Hendrik en Eleonora beschikten samen over meer dan de helft van Frankrijk, waardoor Lodewijk geen bedreiging meer was voor een van beiden.


    De graftombe van Eleonora van Aquitanië en Hendrik II in de Abdij van Fontevraud.
    Het huwelijk van Hendrik en Eleonora was niet alleen een politiek probleem voor Lodewijk. Het snelle huwelijk van Hendrik met de ex-vrouw van zijn leenheer, zonder dat dit diplomatiek grondig was voorbereid, was binnen de feodale verhoudingen een regelrechte belediging. De snelheid van het huwelijk gaf ook voeding aan geruchten dat Hendrik en Eleonora voor haar scheiding al plannen voor dit huwelijk hadden gemaakt; volgens sommige geruchten was Hendrik al haar minnaar geweest toen hij eerder Parijs had bezocht. Bovendien zou Eleonora's grote erfenis aan de neus van haar dochters met Lodewijk voorbijgaan, als ze met Hendrik mannelijke erfgenamen zou krijgen. Lodewijk vormde een bondgenootschap tegen Hendrik en Eleonora met Stefanus, Eustaas, Godfried (de broer van Hendrik), Hendrik I van Champagne en Rotrud IV van Perche. Hendrik van Champagne en Rotrud vielen Normandië aan en bezetten Neuf-Marché, Lodewijk viel Aquitanië aan en Stefanus belegerde Hendriks kasteel in Wallingford (Engeland). Hendrik op zijn beurt trok plunderend door Vexin en veroverde daarna enkele van de kastelen van zijn broer Godfried. Godfried moest vrede sluiten met Hendrik en Lodewijk werd ziek en moest zich terugtrekken. Nadat de strijd in Frankrijk was gestabiliseerd, kon Hendrik aandacht geven aan Engeland.

    De Engelse troon
    In de winter van 1153 stak Hendrik met een klein leger van huurlingen over naar Engeland. Daar kreeg hij steun van Ranulf van Chester en Hugo Bigod, de earl van Norfolk (graafschap). In Stockbridge (Hampshire) had Hendrik een ontmoeting met geestelijken die hem vertelden dat de kerk vooral vrede wilde en hoopte dat Hendrik geestelijke goederen zou sparen. Hendrik beloofde dat, en beloofde ook dat hij geen druk op bisschoppen zou uitoefenen om hem als koning te erkennen. Daarna belegerde Hendrik het kasteel van Malmesbury (Wiltshire), in de hoop om Stefanus tot een reactie te verleiden. Inderdaad trok Stefanus met zijn leger naar Malmesbury, waardoor het beleg van Wallingford werd opgeheven. Hendrik ontweek een veldslag en Hendrik en Stefanus besloten tot een tijdelijke wapenstilstand vanwege het winterse weer. Dit gaf Hendrik de gelegenheid om naar de Midlands (Engeland) te trekken, terwijl Stefanus opnieuw het kasteel van Wallingford belegerde. Robert van Meulan, earl van Leicester (Engeland) koos de kant van Hendrik. Samen met zijn bondgenoten ontzette hij het kasteel van Wallingford. Hendrik had nu de controle over het zuidwesten, de Midlands en het meeste van het noorden van Engeland. Hij zette een hof op in koninklijke stijl, hij sprak recht en regelde huwelijken als een koning.

    Toen het zomer werd dreigde Wallingford te vallen en Hendrik trok met een leger naar het zuiden om het kasteel te ontzetten. Stefanus liet versterkingen komen en er dreigde een veldslag. Maar op verzoek van edelen van beide kanten onderhandelden geestelijken een bestand, tegen de zin van Hendrik en Stefanus. Maar ze maakten wel gebruik van de gelegenheid om elkaar te spreken en de mogelijkheden van een vrede te onderzoeken.

    Na enkele maanden van halfhartige gevechten sloten Hendrik en Stefanus de vrede van Winchester (november 1153). Dit was mogelijk geworden door het plotselinge overlijden van Eustaas, de erfgenaam van Stefanus. Koning Stefanus had nog een zoon, Willem I van Boulogne, maar hij zag blijkbaar geen geschikte opvolger in Willem. De afspraak tussen Stefanus en Hendrik was dat Stefanus Hendrik zou adopteren en tot erfgenaam zou benoemen; dat Stefanus naar Hendriks raad zou luisteren maar wel volwaardig koning zou blijven; dat Willem Hendrik als vorst zou erkennen maar al zijn landen en kastelen zou behouden; dat kastelen van Stefanus zouden worden beheerd door mensen die door Hendrik werden vertrouwd; dat Stefanus vrij toegang zou hebben tot de kastelen van Hendrik; dat alle eenheden van huurlingen zouden worden ontbonden en naar huis worden gestuurd.

    Uit angst voor een aanslag besloot Hendrik terug te keren naar Normandië. Maar in 1154 kreeg Stefanus buikklachten en hij overleed op 25 oktober 1154. Hendrik kwam op 8 december aan in Engeland en op 19 december werden Hendrik en Eleonora gekroond in Westminster Abbey. In april 1155 kwamen alle hoge edelen naar het hof van Hendrik en zwoeren trouw aan hem en zijn zonen.

    Aanpak van het bestuur in Engeland
    Hendrik was koning maar had te maken met (mogelijke) rivalen voor macht, of in ieder geval zijn bezit: Willem van Boulogne (zoon van Stefanus), zijn jongste broer Willem van Poitou maar vooral zijn andere broer Godfried. Hendriks vader Godfried Plantagenet had in zijn testament bepaald dat als Hendrik koning van Engeland zou worden, zijn oorspronkelijke graafschappen Anjou, Maine en Tourraine aan zijn volgende zoon zouden vervallen. Hendrik kon dit een jaar vertragen maar moest de graafschappen in 1156 toch overdragen. Godfried overleed echter al in 1158, zonder erfgenamen. Daardoor kreeg Hendrik de graafschappen weer terug. Willem van Boulogne overleed in 1159. De belangrijkste rivalen van Hendrik waren nu verdwenen, Met zijn jongere broer Willem van Poitou schijnt Hendrik een redelijk goede verhouding te hebben gehad.

    In Engeland had Hendrik nog genoeg problemen: een groot deel van het land had ernstig geleden onder het oorlogsgeweld, er waren veel kastelen gebouwd zonder dat er formeel toestemming voor was gegeven, het koninklijke recht op bossen werd nauwelijks gehandhaafd (denk aan Robin Hood een generatie later), toezicht op de munt schoot tekort en de inkomsten van de schatkist waren sterk teruggelopen.

    Hendrik begon met beeldvorming: hij presenteerde zichzelf als de wettige erfgenaam van zijn grootvader Hendrik I. Alle ellende van de vorige 19 jaar was de schuld van Stefanus. En Hendrik presenteerde zichzelf als een redelijk en toegankelijk vorst, die anders dan zijn moeder bereid was om advies aan te nemen. Daarnaast gaf hij veel geld uit aan prestigieuze bouwwerken die zijn status onderstreepten. Ondertussen liet hij illegale kastelen ontmantelen en werkte hij aan het herstel van het recht en van de belastingen.

    Tijdens de burgeroorlog was aan de grenzen met Schotland en Wales veel grondgebied verloren gegaan. Hendrik wist zoveel druk uit te oefenen op de jonge en ziekelijke koning Malcolm IV van Schotland dat die alle Engelse gebieden die David I van Schotland had verworven, opgaf aan Hendrik. De Welshe prinsen Owain Gwynedd en Rhys ap Gruffydd boden meer tegenstand en Hendrik moest zowel in 1157 als in 1158 campagnes voeren voordat de grenzen uit de tijd van Hendrik I waren hersteld.

    Expansie in Frankrijk
    Gedurende de eerste acht jaar van zijn koningschap van Engeland verbleef Hendrik meer dan zes jaar in Frankrijk. De relatie tussen Hendrik en Lodewijk VII was voortdurend zeer gespannen. Lodewijk voerde een lastercampagne tegen Hendrik en verbreidde geruchten over zijn vermeende slechte gedrag en zijn slechte karakter. Lodewijk presenteerde zichzelf als de nobele, gekrenkte vorst die bovendien een heldhaftige, vrome kruivaarder was. Ondertussen was het Hendrik die voordeel behaalde op Lodewijk: Diederik van Vlaanderen en Theobald V van Blois sloten een bondgenootschap met Hendrik, hoewel Diederik de voorwaarde bedong dat hij niet tegen Lodewijk hoefde te vechten.

    In 1154 sloten Hendrik en Lodewijk een vrede waarbij Hendrik Neuf-Marché en Vernon (Eure) terugkocht van Lodewijk. De spanningen liepen echter alweer snel op omdat Hendrik het steeds maar uitstelde om Lodewijk als zijn leenheer te huldigen voor zijn Franse bezittingen. In 1158 probeerden Hendrik en Lodewijk opnieuw om de verhouding te verbeteren, ze ontmoetten elkaar in Parijs en Mont Saint-Michel. Afgesproken werd dat hun kinderen Hendrik II van Maine en Margaretha van Frankrijk met elkaar zouden trouwen, hoewel ze nog maar drie een één jaar oud waren. Margaretha zou bij haar huwelijk Vexin als bruidsschat krijgen, waarmee direct een slepend conflict werd opgelost. En Margaretha leefde voortaan aan het hof van Hendrik.

    Hendrik was ondertussen bezig om zijn invloed in Bretagne uit te breiden. De hertog van Bretagne had niet veel macht over de onafhankelijke lokale heersers. Hendrik steunde de positie van hertog Conan IV van Bretagne, in ruil voor zijn politieke steun. Maar in 1156 werd Godfried (broer van Hendrik) graaf van de Bretonse stad Nantes. En toen Godfried in 1158 overleed, probeerde Conan om de stad in handen te krijgen maar Hendrik eiste de stad op als erfenis van zijn broer.

    Het grote graafschap Toulouse was formeel deel van het hertogdom Aquitanië maar was in de praktijk een onafhankelijke feodale staat onder Raymond V van Toulouse. Raymond had echter een zwakke aanspraak op de titel en Eleonora wilde het graafschap voor zichzelf hebben. Hendrik sloot een bondgenootschap tegen Toulouse met Raymond Berengarius IV van Barcelona. Hendrik peilde ook het standpunt van Lodewijk, die zijn zuster Constance Capet aan Raymond van Toulouse had uitgehuwelijkt. Hendrik dacht dat Lodewijk zich niet zou verzetten tegen een verovering van Toulouse. Maar toen hij in 1159 met zijn leger bij Toulouse aankwam, bleek dat Lodewijk daar was voor een bezoek aan Raymond van Toulouse. Hoewel Lodewijk geen serieus leger bij zich had kon Hendrik geen aanval uitvoeren op de stad waar zijn leenheer verbleef. In plaats daarvan plunderde hij het graafschap, veroverde een aantal kastelen en Quercy.

    Lodewijk en Hendrik onderhandelden in 1160 weer een vrede maar de situatie veranderde toen de vrouw van Lodewijk stierf en hij hertrouwde met Adelheid van Champagne, zuster van Theobald IV van Blois. De dochters van Lodewijk en Eleonora werden verloofd met haar neven Theobald V van Blois en Hendrik I van Champagne. Theobald V zegde daarop zijn bondgenootschap met Hendrik op. Hendrik zag in deze ontwikkelingen een politieke aanval door Lodewijk. Hij dwong de pauselijke legaten aan zijn hof om zijn zoon Hendrik met Margaretha te trouwen (vijf en drie jaar oud), en bezette Vexin als de bruidsschat van Margaretha. Lodewijk reageerde furieus en Theobald verzamelde zijn leger. Hendrik belegerde en veroverde het kasteel van Chaumont-sur-Loire en begin 1161 leek het erop dat een grootschalige oorlog zou uitbreken. Paus Alexander III begon een intensieve bemiddeling en in twee overeenkomsten werd in 1161 en 1162 een vrede gesloten. De situatie tussen Lodewijk en Hendrik bleef echter zeer gespannen, waarbij de voortdurende bezetting van Vexin door Hendrik de belangrijkste twistappel was.

    Bestuur, familie en hof
    Hendrik regeerde over een aangesloten gebied van de Schotse grens tot aan de Pyreneeën. Het was echter geen samenhangend land maar een aaneenschakeling van geheel of gedeeltelijk zelfstandige staten, met hun eigen talen, wetten en lokale belangen. Deze gebieden werden alleen door feodale en familiale banden bijeengehouden.

    Bestuur
    Hendrik reisde voortdurend door zijn gebieden met in zijn gevolg een kleine groep functionarissen die hem hielpen om de dagelijkse zaken af te handelen. Waar Hendrik was hield hij zich bezig met lokale zaken, vaardigde nieuwe wetten uit, sprak recht en hield hij audiëntie. Via koeriers was hij verbonden met al zijn gebieden en bleef zo betrokken bij de belangrijkste ontwikkelingen. Bij zijn afwezigheid werden dagelijks bestuur en militaire zaken door lokale edelen uitgevoerd. Hendrik zocht actief naar getalenteerde geestelijken en gebruikte die voor de uitvoering van regeringstaken of benoemde ze tot bisschop of aartsbisschop.

    Bij belangrijke gebeurtenissen of feestdagen verzamelden zich veel hoge geestelijken en edelen op de plaats waar Hendrik verbleef. Dit werd een magnum concilium (grote raad) genoemd. Hendrik overlegde dan zaken van bestuur en wetgeving met de aanwezigen. Maar de magnum concilium was geen formeel instituut zoals de landdagen in Duitsland en het overleg was vermoedelijk vrijblijvend van aard.

    Hendrik maakte vooral gebruik van oude raadgevers van zijn vader en van Hendrik I, aangevuld met enkele vroegere aanhangers van Stefanus. Hendrik probeerde de macht van de rijke Engels-Normandische families te verminderen door ze geen belangrijke functies te geven, en in te grijpen in huwelijkszaken en erfenissen. In Engeland en Normandië benoemde hij vooral ministerialen, geestelijken en (onwettige) familieleden in belangrijke functies. In de oude graafschappen van zijn vader werd het bestuur vooral door lokale edelen uitgevoerd.

    Aquitanië en de bijbehorende gebieden, van Eleonora, waren praktisch onafhankelijk in hun dagelijkse zaken. Dat zal zeker te maken hebben gehad met de huwelijkse afspraken tussen Hendrik en Eleonora. Daar is niet veel over bekend maar wel is bekend dat toen Eleonora met Lodewijk trouwde, Lodewijk niets te zeggen kreeg over haar gebieden en Eleonora zelf invulling gaf aan de functie van hertog. Gezien de krachtige persoonlijkheid van Eleonora en haar sterke onderhandelingspositie voor het huwelijk, lijkt het zeker dat ze met Hendrik vergelijkbare afspraken heeft gemaakt.

    Hof en rol van de familie
    Door zijn grote rijkdom kon Hendrik een grootse hofhouding voeren. Hendrik hield zelf vooral van jagen en drinken maar voelde zich ook verplicht zijn status te onderstrepen door literatuur te bevorderen en door deftige regels en taalgebruik aan het hof. Hendrik investeerde veel in zijn koninklijke kastelen, zowel om indruk te maken als om militaire redenen. En daarnaast gaf hij veel geld uit aan jachtverblijven. Opvallend was dat hij tegenstander was van toernooien.

    Hendriks moeder Mathilde en zijn vrouw Eleonora hadden veel invloed op Hendrik. Eleonora was een aantal jaren belast met het bestuur van Engeland en bestuurde daarna een tijd Aquitanië. Hendrik en Eleonora hadden acht wettige kinderen. Ook hun zoons kregen een rol in het bestuur. Na verloop van tijd liepen de spanningen tussen Hendrik enerzijds, en Eleonora en hun zoons anderzijds, steeds verder op. De redenen daarvan zijn niet bekend maar er is wel veel over gespeculeerd, genoemd zijn onder andere: de bemoeienis van Hendrik met de zaken in Aquitanië, het lange leven van Hendrik en zijn weigering om werkelijk macht met zijn kinderen te delen, zijn minnaressen of gewoon zijn moeilijke karakter. In dit politieke gezin was het niet te vermijden dat een conflict uiteindelijk op open oorlog zou uitlopen.

    Recht en wetgeving
    Hendrik had de persoonlijke overtuiging dat het zijn plicht als landsheer was om voor goede rechtspraak te zorgen. Hij deed dit vooral door goede functionarissen te benoemen en fouten in het systeem aan te pakken. Gedurende zijn bewind verving Hendrik de lappendeken aan overlappende lokale rechtbanken door een systeem van koninklijke rechtbanken. Er lag vermoedelijk vooraf geen visie ten grondslag aan zijn juridische hervormingen maar hij pakte problemen op ad-hocbasis aan. Naarmate hij ouder werd kreeg Hendrik steeds meer interesse in juridische zaken en bemoeide hij zich actief met wetgeving.

    In de periode van burgeroorlog in Engeland waren veel bezittingen geroofd of in beslag genomen, en vaak weer wettig aan derden verkocht of geschonken. Toen Hendrik koning werd leidde dit tot een stortvloed aan rechtszaken die nog op de oude manier door edelen, geestelijken of volksrechtbanken werden afgehandeld. Hendrik was bijna al die tijd in Frankrijk maar was wel bij deze rechtszaken betrokken: hij greep in bij rechtszaken die volgens hem niet goed waren verlopen en gaf aanwijzingen voor de verbetering van wereldlijke en kerkelijke rechtspraak.

    Ondertussen moderniseerde Hendrik de rechtspraak in Normandië. Toen hij in 1163 naar Engeland kwam had hij het voornemen die veranderingen ook daar in te voeren. Rechtspraak werd voortaan gebaseerd op onderzoek van bewijsmateriaal en verklaringen onder ede, in veel gevallen met hulp van een jury. Er werd vooral aandacht gegeven aan grondbezit en erfrecht. Het gerechtshof in Winchester dat eerst zaken deed met betrekking tot de koninklijke inkomsten, sprak vanaf 1166 ook namens de koning recht in civiele zaken. Hendrik organiseerde een systeem van reizende rechters die door heel Engeland trokken. Hendrik heeft in feite de common law in Engeland vorm gegeven. Het rechtssysteem werd voor Hendrik ca. 1188 vastgelegd door Ranulf de Glanvill, de hoogste rechter van Engeland, in zijn Tractatus de legibus et consuetudinibus regni Angliae (Verhandeling over de wetten en gebruiken van het koninkrijk Engeland). De nieuwe rechtspraak betekende een belangrijke inperking van de macht van edelen en geestelijken, ten gunste van de koning.

    Verhouding met de kerk
    Net als alle ambitieuze vorsten uit zijn tijd probeerde Hendrik zoveel mogelijk zijn eigen kandidaten te laten benoemen tot bisschop of abt, zodat ze zijn politiek konden steunen. Hij kreeg echter te maken met een kerk die de eigen autonomie steeds belangrijker begon te vinden. In Engeland leidde dit tot grote spanningen en aartsbisschop Theobald van Canterbury was zelfs een tijd door Stefanus verbannen geweest. In Normandië en Bretagne had Hendrik een veel betere verstandhouding met de geestelijkheid. In Aquitanië was de lokale autonomie traditioneel veel groter en Hendriks bemoeienis met benoemingen zorgde meestal voor veel spanningen.

    Hendrik was verder niet erg in religie geïnteresseerd. Hij stichtte niet meer dan een paar kloosters, en dat dan als vorm van boetedoening. Wel stichtte hij een aantal hospitalen in Engeland en Frankrijk. Hendrik was ook zuinig met schenkingen aan kloosters, alleen kloosters die een duidelijke band hadden met zijn familie werden door hem begunstigd.

    Hendrik was bang om over zee te reizen. Voor vertrek biechtte hij altijd en hij liet waarzeggers een gunstig tijdstip voor vertrek kiezen. Veel van zijn reizen waren op feestdagen van heiligen.

    Financiën
    De verschillende feodale staten van het Angevijnse Rijk hadden ieder hun aparte financiële huishouding hoewel de opzet vergelijkbaar was. De vorst had zijn belangrijkste inkomsten uit zijn eigen domeinen en verdiende ook aan het uitgeven van geld en aan boetes. Als hij meer geld nodig had kon de vorst een belasting heffen, of geld lenen. Geld werd in de twaalfde eeuw steeds belangrijker voor vorsten omdat veel werd geïnvesteerd in de bouw van kastelen en omdat er steeds meer huurlingen werden gebruikt tijdens oorlogen.

    Met name in Engeland had Hendrik toen hij koning werd, te maken met een financiële puinhoop. Hendrik I had een systeem opgezet met een rekenkamer die ervoor zorgde dat de centrale schatkist in Londen, en dependances in koninklijke kastelen door het hele land, over voldoende middelen beschikten. De reizende koning werd vergezeld door beambten die de nodige betalingen deden en namens de koning zijn gelden incasseerden. Tijdens de burgeroorlog was dit systeem vastgelopen en de koninklijke inkomsten in Engeland waren met bijna de helft teruggelopen.

    Hendrik begon zijn regering in Engeland met het herstel van het systeem van zijn grootvader, een monetaire hervorming en verbeteringen in de boekhouding. In de eerste elf jaar hief hij bovendien relatief veel belastingen. In 1180 voerde Hendrik opnieuw een monetaire hervorming door en bracht hij alle munten direct onder zijn gezag bracht. Hendrik liet tijdens zijn bewind veel munten slaan. Dit stimuleerde de handel maar leidde ook tot inflatie.

    Hendrik leende veel meer geld dan zijn voorgangers. In eerste instantie leende hij vooral bij geldleners in Rouen, daarna leende hij vooral in Vlaanderen of bij Joodse geldleners.

    Grote ondernemingen, grote problemen (1162 – 1175)
    Verwikkelingen in Frankrijk[bewerken]
    Lodewijk wist langzaam zijn positie te versterken. Na zijn bondgenootschap met de graven van Blois en de Champagne, volgden ook de graaf van Vlaanderen en de hertog van Bourgondië. In 1165 werd eindelijk zijn vurig gewenste mannelijke erfgenaam geboren: Filips II van Frankrijk. Lodewijk voelde zich sterker dan ooit en versterkte zijn politieke inspanningen tegen Hendrik.

    Hendrik voerde op zijn beurt een agressieve politiek in Auvergne, waar Lodewijk zich erg aan ergerde. In 1161 viel Hendrik persoonlijk opnieuw Toulouse aan en in 1164 liet hij nogmaals een aanval uitvoeren door de aartsbisschop van Bordeaux. Ook moedigde hij Alfons II van Aragón aan om zijn gebieden uit te breiden ten koste van Toulouse. Uiteindelijk besloot Raymond van Toulouse in 1164 om te scheiden van de zuster van Lodewijk en begon hij besprekingen met Hendrik.

    Ondertussen had Hendrik in 1164 grensgebieden met Bretagne bezet. In 1166 viel hij Bretagne binnen om lokale edelen te straffen. Hendrik dwong hertog Conan om af te treden en zijn dochter Constance tot erfgenaam te benoemen. Natuurlijk werd Constance direct verloofd met Hendriks zoon Godfried. En omdat Godfried minderjarig was, trad Hendrik op als "beschermer" van Bretagne. In Bretagne was veel onvrede over deze gang van zaken. Toen Lodewijk en Hendrik in 1167 een conflict kregen over een belastingheffing ten bate van de Kruisvaardersstaten, kon Lodewijk een verbond sluiten met een belangrijk deel van de Bretonse edelen. Lodewijk kreeg ook steun vanuit Wales en Schotland en hij viel Normandië binnen. Hendrik op zijn beurt veroverde Chaumont-en-Vexin waar Lodewijk de voorraden voor de veldtocht bijeen had gebracht, en verwoestte de stad. Lodewijk was nu gedwongen om vrede te sluiten. Hendrik had toen de handen vrij om af te rekenen met de rebelse Bretonse edelen.

    In de volgende jaren begonnen Hendrik en Eleonora plannen te maken voor hun erfenis. Ze wilden hun zoon Hendrik het koninkrijk Engeland en het hertogdom Normandië nalaten, Richard het hertogdom Aquitanië en Godfried het hertogdom Bretagne. Hun jongste zoon Jan werd pas in 1167 geboren en bleef daarom buiten de verdeling, vandaar zijn bijnaam "Jan zonder Land". Voor deze verdeling was de instemming van Lodewijk nodig dus Hendrik begon weer toenadering tot hem te zoeken. In 1169 leidde dit tot vredesbesprekingen in Montmirail (Marne). Lodewijk accepteerde de plannen van Hendrik, en er werd afgesproken dat de zoons van Hendrik Lodewijk zouden huldigen als hun leenheer voor hun toekomstige bezit en dat Richard zou trouwen met Lodewijks dochter Adelheid. Deze afspraken zouden de status van Lodewijk hebben versterkt en tegelijk ook de positie van Hendrik en zijn erfgenamen (tegen opstandige edelen) hebben versterkt. Lodewijk traineerde de uitvoering echter en begon te stoken tussen Hendrik en zijn zoons, en tussen de broers onderling.

    Hendriks positie in het zuiden werd steeds sterker. In 1170 sloot hij een bondgenootschap met Alfons VIII van Castilië die trouwde met zijn dochter Eleonora (toen acht jaar oud). Hendrik sloot in 1173 een bondgenootschap met graaf Humbert III van Savoye, zijn dochter Alicia werd verloofd met Jan zonder Land maar zij zou al in 1178 (twaalf jaar oud) overlijden – dus dit huwelijk vond niet plaats. Ook in 1173 huldigde Raymond van Toulouse Hendrik als zijn leenheer voor het graafschap Toulouse.

    De kwestie Thomas Becket
    In 1161 overleed de onafhankelijke aartsbisschop Theobald van Canterbury, waar Stefanus al conflicten mee had gehad. Hendrik zag de kans schoon om zijn vriend en kanselier Thomas Becket tot aartsbisschop te benoemen en zo de kerk in zijn greep te krijgen. Zowel zijn moeder Mathilde als zijn vrouw Eleonora zouden Hendrik tegen deze benoeming hebben gewaarschuwd maar Hendrik zette door. Al snel bleek dat dit niet verstandig was: Becket maakte een einde aan de nauwe verstandhouding met Hendrik, begon sober te leven en wierp zich op als een vasthoudende beschermer van de rechten van de kerk.

    Hendrik en Becket hadden al conflicten over de zeggenschap over kerkelijke landerijen en over belastingen, maar het belangrijkste conflict had betrekking op de jurisdictie over geestelijken die een wereldlijk misdrijf hadden begaan. Begin 1164 drukte Hendrik zijn zienswijze door in de Constituties van Clarendon. Becket stemde onder grote druk, en onder voorbehoud, in met deze nieuwe regels maar veranderde later zijn standpunt. Het conflict tussen Hendrik en Becket werd in snel tempo een prestigeslag op internationaal niveau. Hendrik was gekrenkt, Becket was ijdel en bedacht op politiek voordeel, geen van beiden was bereid om toe te geven. Becket vluchtte in 1164 naar het hof van Lodewijk. Beiden zochten de steun van paus Alexander III en van andere hoge geestelijken en vorsten. Hendrik vervolgde medestanders van Becket in Engeland, Becket excommuniceerde medestanders van Hendrik. De Normandische geestelijkheid steunde Hendrik. De paus deelde het standpunt van Becket maar had ook een goede relatie met Hendrik nodig vanwege de strijd van de paus met keizer Frederik I Barbarossa.

    In 1169 besloot Hendrik dat hij zijn zoon Hendrik tot mede-koning van Engeland wilde laten kronen. Omdat dit traditioneel door de aartsbisschop van Canterbury gebeurde, probeerde Hendrik tot een vergelijk met Becket te komen, maar dat lukte niet. De jonge Hendrik werd toen door de aartsbisschop van York gekroond. Becket kreeg toestemming van de paus om een interdict over Engeland uit te spreken. Dit dwong Hendrik tot nieuwe onderhandelingen en in juli 1170 werd een compromis bereikt. Becket keerde in december terug naar Canterbury. Als Hendrik dacht dat de problemen voorbij waren, dan had hij het mis: Becket excommuniceerde direct drie medestanders van Hendrik. Hendrik ontstak in woede. Volgens de populaire literatuur zou hij hebben geroepen "Wie verlost mij van dat lastpak van een priester?" maar volgens een eigentijdse kroniek heeft hij gezegd: "Wat heb ik een miserabele darren en verraders in mijn huishouding gevoed en bevorderd, dat ze hun heer met zoveel schandelijke minachting laten behandelen door een laaggeboren geestelijke?". Vier ridders trokken in het geheim naar Canterbury om Becket te arresteren en naar de koning te brengen. Thomas Becket vond het beneden zijn waardigheid om zich door gewone ridders te laten arresteren en uiteindelijk hebben ze hem op 29 december 1170 voor het altaar in de Kathedraal van Canterbury gedood.

    De moord op een aartsbisschop, voor het altaar in zijn eigen kathedraal (bij uitstek een onschendbare plaats), gaf een schok in heel Europa. Becket was tijdens zijn leven niet geliefd in de kerk maar hij werd al snel tot martelaar uitgeroepen. Ondanks tegenwerking van de Normandische bisschoppen kon de Franse kerk opnieuw een interdict uitspreken over Engeland. Ondertussen deed Hendrik niets om de moordenaars van Becket te straffen. Onder toenemende druk onderhandelde hij in 1172 een regeling met de paus waarin de constituties van Clarendon grotendeels ongedaan werden gemaakt en Hendrik beloofde om op kruistocht te gaan. Hoewel Hendrik nog zeventien jaar leefde is hij nooit op kruistocht gegaan. Becket werd in 1173 heilig verklaard en Hendrik onderging op 12 juni 1174 een boetedoening in Canterbury waarbij hij publiekelijk zijn zonden beleed, van elke aanwezige bisschop vijf slagen met een roede ontving en van tachtig monniken elk drie slagen, waarna hij een nachtwake doorbracht bij het graf van Becket. Hierdoor werd Hendrik in het algemeen weer gunstig beoordeeld.

    De vier ridders werden geëxcommuniceerd en moesten uiteindelijk naar Rome reizen om vergiffenis te vragen. De paus verplichtte ze om naar het Heilige Land te reizen en daar voor de kruisvaarders te vechten.

    Expansie naar Ierland
    In de twaalfde eeuw bestond Ierland uit enkele inheemse koninkrijken. Toen koning Diarmait Mac Murchada van Leinster werd verdreven door Tairrdelbach Ua Conchobair, koning van Connacht en de Hoge Koning van Ierland, vluchtte hij in 1167 naar Engeland. Hendrik gaf hem toestemming om een huurlingenleger te vormen, om zijn koninkrijk terug te winnen. Diarmait vormde een leger van Engels-Normandische edelen en soldaten uit de Welsh Marches en vulde dat aan met huurlingen uit Vlaanderen. Hij heroverde Leinster in 1170 maar overleed al en jaar later. Diarmaits Normandische aanvoerder Richard de Clare, die met de dochter van Diarmait was getrouwd, riep zich nu uit tot koning van Leinster.

    De meeste partijen in Ierland deden nu een beroep op Hendrik om steun: de Ierse vorsten die bang waren om door de Clare en nieuwe groepen avonturiers onder de voet te worden gelopen, en de Clare die aanbood om Hendrik als heer voor zijn Ierse bezittingen te erkennen. Ook de paus was voorstander van ingrijpen van Hendrik in Ierland, om zo meer greep te kunnen krijgen op de Ierse kerk (de pauselijke bul Laudabiliter over dit onderwerp is mogelijk een vervalsing). Daarnaast maakte Hendrik zich bezorgd over het gegeven dat edelen uit de Welsh Marches die zich toch al onafhankelijk opstelden, buiten zijn koninkrijk grote nieuwe bezittingen verwierven. Al met al was dit een kans die Hendrik niet voorbij kon laten gaan. Hij trok met een leger naar het zuiden van Wales en herstelde daar zijn gezag in enkele opstandige gebieden. Daarna zeilde hij in oktober 1171 van Pembroke (Wales) naar Ierland. De Ierse en Normandische vorsten in het zuiden en oosten van Ierland erkenden Hendrik als hun vorst. Hendrik begon een bouwprogramma van kastelen om zijn controle over Ierland te kunnen verzekeren. Hij benoemde in 1175 in Windsor Castle Ruaidrí Ua Conchobair (vaak Rory O'Connor genoemd, een zoon van Tairrdelbach Ua Conchobair) tot Hoge Koning in Ierland, om te regeren in zijn naam. Ruaidrí erkende op zijn beurt Hendrik als zijn leenheer. Hij was echter niet in staat om zijn gezag te vestigen, vooral niet in Munster (Ierland). Daarom besloot Hendrik in 1177 in Oxford om Ierland directer te gaan besturen en benoemde hij een aantal directe vazallen in Ierland.

    In de plannen voor de verdeling van de erfenis van Hendrik en Eleonora kreeg hun zoon Jan het koninkrijk Ierland toebedeeld.

    De grote opstand
    In 1173 gaf Hendrik drie kastelen, die waren toebedeeld aan de jonge Hendrik, aan Jan. Dit was voor de jonge Hendrik onverteerbaar en het leidde uiteindelijk tot een oorlog van anderhalf jaar tussen Hendrik en zijn drie oudste zoons, gesteund door hun moeder, Lodewijk en een aantal Franse edelen, Willem I van Schotland en een aantal opstandige edelen.

    De jonge Hendrik (achttien jaar oud) was getrouwd en mede-koning van Engeland, en hij leefde in koninklijke staat, maar hij had geen eigen inkomsten en had voortdurend geld tekort. Hij moest steeds geld vragen aan Hendrik die daar niet scheutig mee was, en al helemaal weigerde om zijn zoon eigen inkomsten te geven. Bovendien was hij zeer gehecht geweest aan Thomas Becket die een groot aandeel had in zijn opvoeding. De kwestie van de kastelen was te veel voor prins Hendrik. Toen zijn protesten niets uithaalden vluchtte hij naar zijn schoonvader Lodewijk in Parijs. Godfried (vijftien jaar oud) zat in een vergelijkbare situatie. Hij zou hertog van Bretagne worden, maar hij was nog niet met de erfgename van Bretagne getrouwd en zijn vader leek daar ook geen haast mee te willen maken. Richard (zestien jaar oud) had misschien een wat betere positie als aanstaande hertog van Aquitanië, maar Eleonora spoorde hem aan om de jonge Hendrik te steunen. Godfried en Richard voegden zich bij de jonge Hendrik in Parijs. Eleonora werd op weg naar Parijs gearresteerd en door troepen van koning Hendrik en opgesloten. Veel edelen in Engeland, Bretagne en Aquitanië steunden de opstand, in de overtuiging zo een stap te zetten naar een mooie carrière onder de volgende generatie vorsten. Lodewijk hielp de jonge prinsen door een coalitie te vormen waar naast hemzelf ook de graven van Vlaanderen, Boulogne en Blois, en de koning van Schotland, deelnamen. De opstandelingen vonden nauwelijks steun in de graafschappen van Anjou. Ook Normandië bleef trouw aan Hendrik hoewel hier een duidelijke onvrede was met zijn bestuur. Ook de meeste steden (dus de havens) en de belangrijkste kastelen bleven trouw aan Hendrik.

    De vijandelijkheden begonnen in mei 1173. Lodewijk en de jonge Hendrik vielen Vexin aan, troepen uit Boulogne en Vlaanderen vielen uit het noorden Normandië binnen, troepen vanuit Blois kwamen vanuit Blois en Bretonse rebellen vielen aan vanuit het westen. Al deze troepen trokken in de richting van Rouen. Hendrik liet de verdediging over aan lokale edelen en ging eerst naar Engeland om de verdediging daar te organiseren. Daarna kwam hij terug naar Normandië en versloeg het leger van Lodewijk en de jonge Hendrik zodat die moesten terugtrekken. Tegelijk had een ander leger van Hendrik in het westen de Bretonse invallers verslagen en veel gevangenen gemaakt. Hendrik deed zijn zoons een vredesaanbod maar besprekingen in Gisors liepen op niets uit. In Engeland kon geen van de partijen een voordeel behalen totdat troepen van Hendrik in september in Suffolk een leger van rebellen en Vlamingen kon verslaan. Eind 1173 veroverde Hendrik enkele kastelen in de Touraine. Lodewijk en de jonge Hendrik vielen opnieuw Normandië aan maar de gevechten moesten worden gestaakt door het invallende winterweer. In 1174 probeerden Hendriks tegenstanders om hem naar Engeland te lokken, om in zijn afwezigheid Normandië te veroveren. Willem van Schotland begon daarom een campagne in noord Engeland maar Hendrik bleef in Normandië. De veldtocht van Willem liep vast, vooral omdat Hendriks buitenechtelijke zoon Godfried, bisschop van Lincoln (Verenigd Koninkrijk), een aantal belangrijke kastelen met succes wist te verdedigen. Daarom kondigde de graaf van Vlaanderen aan dat hij Engeland zou binnenvallen, en stuurde alvast een kleine legermacht naar East Anglia. Hendrik kon dit niet negeren en ging naar Engeland. Hij deed een publieke boetedoening bij het graf van Thomas Becket (zie hierboven). Hendrik gaf daarbij aan dat hij de opstand zag als een straf van god voor de moord op Becket en hij hoopte daar met deze boetedoening wat aan te kunnen veranderen. In ieder geval werd Willem van Schotland kort daarna gevangengenomen en verliep de opstand in Engeland. Hendrik keerde terug naar Normandië en was nog op tijd om Rouen te ontzetten. Lodewijk moest zich terugtrekken en vroeg om vredesbesprekingen.

    De laatste jaren (vanaf 1175)
    Na de grote opstand werden vredesbesprekingen gehouden in Montlouis-sur-Loire. Hoewel Hendrik in feite de oorlog had gewonnen, sloot hij vrede op soepele voorwaarden: Hendrik en de jonge Hendrik beloofden om geen wraak te nemen op elkaars partijgangers; Jan hield de drie omstreden kastelen maar Hendrik gaf twee kastelen in Normandië aan de jonge Hendrik, samen met een som van 15.000 anjouponden; Richard en Godfried kregen de helft van de inkomsten van hun gebieden; Eleonora bleef onder huisarrest; rebelse edelen werden in principe in hun lenen hersteld; Filips van Vlaanderen kreeg een toelage van Hendrik, in ruil voor neutraliteit. Alleen Willem van Schotland werd hard aangepakt: hij moest Hendrik als zijn leenheer erkennen en vijf belangrijke Schotse kastelen kregen een Engelse bezetting.

    Door zijn positie met succes te verdedigen had Hendrik veel aanzien gewonnen in Europa. Daarnaast speelde zijn propaganda in op de populaire cultus rond Thomas Becket door zijn uiteindelijke overwinning aan de boetedoening bij diens graf toe te schrijven.

    De confrontatie tussen Hendrik en Lodewijk ging onverminderd door. Hendrik bezat een deel van Berry maar pretendeerde in 1176 recht op het hele graafschap te hebben. Hendrik dreigde met oorlog maar, waar Hendrik vermoedelijk op hoopte, de paus kwam tussenbeide en de vraag wie eigenaar was van Berry en van Auvergne werd aan een arbitragecomité voorgelegd. De arbitrage stelde Hendrik in het gelijk. Hendrik kocht bovendien ook het graafschap de Marche (provincie). Deze aankoop zette de relatie met Lodewijk direct weer onder druk.

    Problemen in het gezin
    In 1179 maakte Hendrik Richard tot hertog van Aquitanië. In 1181 mocht Godfried eindelijk met Constance van Bretagne trouwen en werd hij hertog van Bretagne. Hij was uitstekend in staat om de laatste opstandige edelen zonder hulp aan te pakken. Jan kreeg regelmatig goederen van zijn vader (ten koste van edelen) en werd in 1177 benoemd tot Heer van Ierland. Het leek erop dat Jan de favoriete zoon van zijn vader was geworden. De jonge Hendrik reisde door heel Europa van toernooi naar toernooi en bemoeide zich nauwelijks met bestuurlijke of militaire zaken, hij was nog steeds ontevreden over zijn gebrek aan macht en aan geld.

    In 1182 eiste de jonge Hendrik om hertog van Normandië te worden, en zo zijn eigen inkomsten te hebben. Hendrik weigerde maar bood hem wel een hogere toelage. Om de jonge Hendrik te paaien beval Hendrik Richard en Godfried om hun broer te erkennen als leenheer voor hun hertogdommen. Richard weigerde omdat de jonge Hendrik volgens hem geen enkel recht op Aquitanië had. Toen Hendrik Richard dwong om de jonge Hendrik toch te huldigen, weigerde de jonge Hendrik dit te accepteren. De jonge Hendrik sloot een bondgenootschap met Godfried en een aantal edelen uit Aquitanië. In 1183 begonnen ze een oorlog om Aquitanië op Richard te veroveren. Hendrik kwam Richard te hulp maar voordat er belangrijke gevechten konden plaatsvinden, overleed de jonge Hendrik aan een koorts. De opstand was daarmee direct verlopen.

    De dood van Hendrik betekende dat de verhoudingen binnen het gezin drastisch moesten worden herverdeeld. Het was duidelijk dat Godfried hertog van Bretagne moest blijven omdat zijn recht op dat hertogdom op zijn huwelijk was gebaseerd, en formeel dus zijn eigen recht was en niet door zijn vader gegeven. Hendrik vond dat Richard erfgenaam en medekoning van Engeland, en erfgenaam van Normandië moest worden. Jan zou dan hertog van Aquitanië worden. Maar Richard wilde Aquitanië niet opgeven en weigerde om mee te werken aan de plannen van zijn vader. Hendrik beval Jan en Godfried om Aquitanië voor hem te veroveren maar hun veldtocht in 1184 stagneerde al snel. Het gezin verzoende zich weer in Westminster maar Richard hield voet bij stuk. Pas toen Hendrik Eleonora uit haar huisarrest haalde om Richard over te halen om Hendrik te gehoorzamen, en toen Hendrik dreigde om Engeland en Normandië aan Godfried te geven, gaf Richard toe.

    Jan ondernam in 1185 een veldtocht in Ierland om Hendriks positie te versterken maar dit werd een totale mislukking. De Anglo-Normandische edelen wilden niet met hem samenwerken en hij kon de Ierse vorsten niet verslaan. Hendrik wilde Jan in 1186 weer naar Ierland sturen maar dat ging niet door toen het bericht kwam dat Godfried was omgekomen tijdens een toernooi in Parijs – hij liet twee jonge kinderen achter. Hendrik stond voor de opgave om weer een nieuw machtsevenwicht te vinden.

    Hendrik, Richard en Filips II Augustus
    Filips II van Frankrijk was in 1180 koning geworden. De jonge Filips bleek al snel een briljante politicus te zijn. Hij deed zijn best om de onvrede tussen Hendrik en Richard te vergroten. Hendrik zelf had een goede relatie met Filips maar die was voor een groot deel gebaseerd op de vriendschap tussen Filips en Godfried. Na de dood van Godfried in 1186 verslechterde de relatie van Hendrik en Filips.

    Filips eiste in 1186 dat hij de voogd zou worden van Godfrieds kinderen. Ook eiste hij dat Richard zich met zijn leger terugtrok uit Toulouse, terwijl Richard daar juist was om Raymond van Toulouse onder druk te zetten. Filips dreigde om anders Normandië aan te vallen. Ook eiste Filips dat het huwelijk tussen Richard en Adelheid eindelijk zou worden voltrokken, zo niet dan eiste hij Vexin op. Filips viel ondertussen Berry binnen en stuitte bij Châteauroux op Hendrik met een groot leger. Door interventie van de paus werd een bestand gesloten. Tijdens de onderhandelingen stelde Filips Richard voor om samen een bondgenootschap te sluiten tegen Hendrik.

    In 1187 kwam het bericht dat sultan Saladin Jeruzalem had veroverd. Heel Europa wilde een nieuwe kruistocht organiseren. Richard was enthousiast voor de kruistocht en ook Hendrik en Filips kondigden aan om op kruistocht te gaan. Richard wilde graag snel vertrekken maar Hendrik en Filips hadden veel tijd nodig voor voorbereidingen. Ondertussen ging Richard in Aquitanië en Toulouse nog wat oude rekeningen vereffenen, wat een aantal schendingen van het bestand opleverde. Hendrik en Filips kwamen zo weer op het punt van oorlog en Hendrik wees een voorstel van Filips voor een nieuw bestand af. Vermoedelijk was dit tactiek van Hendrik die naar een meer duurzame regeling streefde maar Richard was woedend over deze extra vertragingen en gaf de schuld daarvan aan zijn vader.

    Filips organiseerde in november 1188 vredesbesprekingen. Hij bood Hendrik een vredesverdrag aan voor de lange termijn waarbij Hendrik in de meeste territoriale kwesties zijn zin zou krijgen. De enige voorwaarden die Filips stelde, waren dat het huwelijk van Richard en Adelheid eindelijk zou worden voltrokken en dat Hendrik Richard als zijn erfgenaam zou aanwijzen. Hendrik weigerde, en daarna eiste Richard dat zijn vader hem als erfgenaam zou aanwijzen. Hendrik weigerde nogmaals en Richard koos de kant van Filips en huldigde hem tijdens de besprekingen als zijn leenheer. Oorlog dreigde maar de paus organiseerde nieuwe vredesbesprekingen in 1189 in La Ferté-Bernard. Hendrik had inmiddels last gekregen van een bloedende maagzweer. Hendrik stelde voor dat niet Richard maar Jan met Adelheid zou trouwen (en gaf daarmee voeding aan geruchten dat Richard zou worden onterfd). Dit werd niet geaccepteerd en de besprekingen werden zonder resultaat afgebroken. Volgens ongeschreven regels gold tijdens de periode na een bespreking een bestand maar Filips en Richard trokken zich daar niets van aan en vielen direct met twee legers aan, in de richting van Le Mans (stad) en van Tours (Indre-et-Loire).

    Overlijden
    Hendrik werd bijna ingesloten in Le Mans maar kon ontvluchten naar Alençon. Tegen het advies van zijn hovelingen trok hij zich niet terug in Normandië maar reisde hij door het oorlogsgebied naar zijn favoriete kasteel van Chinon. Het lukte hem deze reis te maken ondanks het hete zomerweer en de vijandelijke troepen die hij moest ontlopen. Aangekomen in Chinon stortte Hendrik in. Filips en Richard maakten ondertussen goede vorderingen, in de wetenschap dat Hendrik stervende was en dat Richard nog steeds zijn belangrijkste erfgenaam was. Ze stelden Hendrik onderhandelingen voor en er vond een ontmoeting plaats in Ballan, vlak bij Chinon. Hendrik kon nauwelijks op zijn paard zitten en gaf op alle punten toe: hij erkende Filips als zijn leenheer, stemde erin toe dat er een andere voogd voor Adelheid zou worden aangesteld, stelde het huwelijk van Richard en Adelheid vast voor na de kruistocht, erkende Richard als zijn erfgenaam, stemde toe in herstelbetalingen aan Filips en gaf Filips een aantal kastelen in onderpand.

    Hendrik werd op een draagbaar teruggedragen naar Chinon. Daar hoorde hij dat Jan zich ook bij Richard had aangesloten. Dat nieuws was te veel en hij zakte weg in een zware koorts. In een paar heldere momenten biechtte hij en hij overleed op 6 juli 1189. Hendrik wilde begraven worden in de abdij van Grandmont bij Saint-Sylvestre (Haute-Vienne) in Limousin. Door het warme weer was het echter niet mogelijk om zijn lichaam over die afstand te transporteren en werd hij begraven in de abdij van Fontevraud.

    Nalatenschap en beeldvorming
    Richard erfde vrijwel alle bezittingen van zijn vader. Hij nam daarna deel aan de derde Kruistocht maar weigerde om met Adelheid te trouwen. Eleonora werd vrijgelaten en trad op als regentes tijdens zijn afwezigheid, en bestuurde na Richards thuiskomst het hertogdom Aquitanië. Richard werd opgevolgd door Jan en tijdens zijn bestuur wist Filips bijna alle Franse bezittingen van het Angevijnse Rijk in zijn macht te krijgen, behalve de kustgebieden van Aquitanië.

    De juridische hervormingen van Hendrik in Engeland zijn van een blijvende betekenis geweest. Voor een deel zijn ze door Filips in Frankrijk overgenomen. De bemoeienis van Hendrik met Wales, Schotland en Ierland was van grote invloed op de ontwikkeling van die landen.

    Enkele jaren na zijn dood schreef de geschiedschrijver William of Newburgh dat Hendrik door bijna al zijn tijdgenoten, ook zijn hofhouding, werd gehaat.

    In moderne tijden was Hendrik populair bij de historici uit de vroege negentiende eeuw door zijn opbouw van een "empire" en zijn strijd tegen de Fransen en tegen Thomas Becket (oftewel de katholieke kerk). Franse historici zagen in hem vooral een figuur uit de Franse feodale geschiedenis (Hendrik was per slot van rekening meestal in Frankrijk en sprak Frans, geen Engels). Victoriaanse historici hadden juist kritiek op zijn gedrag als echtgenoot en vader, en op de moord op Thomas Becket. Latere historici prijzen hem weer vanwege de blijvende hervormingen van recht en belastingen in Engeland.

    Huwelijk en kinderen
    Hendrik trouwde op 18 mei 1152 met Eleonora van Aquitanië, ze kregen de volgende kinderen:

    Willem, jong overleden;
    Hendrik de Jongere, gehuwd met Margaretha van Frankrijk, ze kregen een zoon die na drie dagen overleed. Zij hertrouwde met Béla III van Hongarije;
    Mathilde, gehuwd met Hendrik de Leeuw;
    Richard Leeuwenhart, belangrijkste erfgenaam van Hendrik en koning van Engeland;
    Godfried, door zijn huwelijk met Constance I van Bretagne hertog van Bretagne. Hun zoon Arthur I van Bretagne was een rivaal voor de troon van zijn oom Jan en werd vermoedelijk in diens opdracht vermoord;
    Eleonora, gehuwd met Alfons VIII van Castilië;
    Johanna (1165-1199), gehuwd met (1177) Willem II van Sicilië en met (1196) Raymond VI van Toulouse;
    Jan zonder Land erfgenaam van Richard en koning van Engeland;
    Hendrik had een aantal kinderen uit buitenechtelijke relaties:

    met een vrouw met de naam Ikenai had hij een zoon Godfried (ca. 1150 – Notre-Dame-du-Parc, 18 december 1212), bisschop van Lincoln (1173), kanselier van Engeland (1182), aartsbisschop van York (1189); deze leefde vanaf 1207 in verbanning in Frankrijk;
    een onbekend kind bij Adelheid, dochter van Odo van Porhoët die tot 1168 Bretagne had bestuurd – alleen bekend uit een klacht van Odo dat Hendrik zijn dochter zwanger had gemaakt;
    de bekendste buitenechtelijke relatie van Hendrik was Rosamund Clifford (overleden ca. 1176) maar van haar zijn geen kinderen bekend;
    met Ida, de vrouw van Roger Bigod, earl van Norfolk, kreeg Hendrik een zoon William Longespée (ca. 1176 – 7 maart 1226), door zijn huwelijk earl van Salisbury (Verenigd Koninkrijk);
    met Nesta, vrouw van Ralph Bloët, kreeg Hendrik een zoon Morgan, proost van Berkeley in Yorkshire (1201), in 1213 benoemd tot bisschop van Durham (Engeland) maar de paus weigerde de benoeming omdat hij uit overspel was geboren;
    bij een onbekende vrouw: Mathilde, abdis van Barking (Suffolk);
    Verder worden er op grond van aannames nog enkele kinderen aan Hendrik toegeschreven.

    Hendrik getrouwd Eleonora van Aquitanië op 18 mei 1152 (civil). Eleonora is geboren circa 1122; is gestorven op 1 apr 1204 in Abdij van Fontevraud, Frankrijk. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 4. Richard I Leeuwenhart  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren op 8 sep 1157 in Oxford; is gestorven op 6 apr 1199 in Châlus, Frankrijk.
    2. 5. Jan zonder land  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren op 24 dec 1166 in Oxford; is gestorven op 18 okt 1216 in Newark Castle (Newark-on-Trent, Nottinghamshire).


Generatie: 4

  1. 4.  Richard I LeeuwenhartRichard I Leeuwenhart Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (3.Hendrik3, 2.Mathilde2, 1.Hendrik1) is geboren op 8 sep 1157 in Oxford; is gestorven op 6 apr 1199 in Châlus, Frankrijk.

    Aantekeningen:

    Richard I Leeuwenhart (Engels en Frans: Richard Cœur de Lion, Engels ook wel: Lionhearted, Occitaans: Ricard Còr de Leon) (Oxford, 8 september 1157 – Châlus bij Limoges (Frankrijk), 6 april 1199) was koning van Engeland van 1189 tot 1199 en nam als kruisvaarder deel aan de Derde Kruistocht. Hij was de tweede zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië.

    Richard werd in 1172 hertog van Aquitanië en in 1189 hertog van Normandië. Tussen hem en zijn broers was enige strijd, en ook kwamen zij herhaaldelijk in opstand tegen hun vader. Toen Richard na de dood van zijn oudere broer in 1183 werd benoemd tot troonopvolger bond hij opnieuw de strijd aan met zijn vader, omdat hij zijn moeders Aquitanië moest afstaan toen hij kroonprins was geworden. Hij wist daarbij de steun te verwerven van koning Filips II van Frankrijk. Na een conflict tussen Richard en Filips sloten zij een verdrag en begonnen aan de voorbereiding van de geldverslindende Derde Kruistocht.

    Tijdens de kruistocht waren er veelvuldig twisten tussen Richard en Filips. Toen Filips naar Akko vertrok, verloofde Richard zich met Berengaria van Navarra. Hij trouwde met haar na de verovering van Cyprus in 1191. Zij kregen geen kinderen; wel is bekend dat Richard een buitenechtelijke zoon had. Na het huwelijk vertrok ook Richard naar Akko en speelde een grote rol bij de verovering van de stad. Filips keerde terug naar Frankrijk, maar Richard ging door met de strijd en behaalde een overwinning op Saladin.

    Inmiddels was er een complot op gang gezet door Filips en Richards broer Jan zonder Land. Toen Richard hiervan hoorde sloot hij een verdrag met Saladin en keerde terug. Op de terugreis naar Europa werd hij gevangengenomen door hertog Leopold V van Oostenrijk. Het ging hierbij voornamelijk om het verkrijgen van losgeld. Na betaling hiervan werd hij in 1194 vrijgelaten.

    Richard stond bekend als een vechtjas, een hard en moedig man, maar ook met culturele interesse en humor. Het is door deze eigenschappen dat hij de bijnaam Leeuwenhart kreeg. Hij kreeg die doordat hij in de strijd tegen Saladin zelf volop meevocht. Door zijn avontuurlijke aanleg en oorlogszuchtige instelling bracht hij Engeland aan de rand van de financiële afgrond.

    Na zijn terugkeer in Engeland wist hij zijn broer Jan te onderwerpen en nam het koningschap weer over. Richard was van de tien jaar van zijn koningschap in totaal niet meer dan 10 maanden in Engeland. Tot 1198 voerde hij verder oorlog tegen Frankrijk. Tijdens het beleg van het kasteel Châlus-Chabrol in Limousin werd hij door een pijl in zijn schouder getroffen en kreeg hij een infectie met de dood tot gevolg. Hij werd opgevolgd door Jan zonder Land.

    Richard stond ook bekend als een troubadour die zijn liederen schreef in het Occitaans, zijn moedertaal. Hoewel hij koning van Engeland was, sprak hij zelf geen Engels, maar Occitaans en Frans.[1]

    Richards hersenen zijn begraven in de Abdij van Charroux in Poitou, zijn hart in de kathedraal van Rouen in Normandië en de rest van zijn lichaam is bijgezet, aan de voeten van zijn ouders, in de Abdij van Fontevraud in Anjou.


  2. 5.  Jan zonder landJan zonder land Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (3.Hendrik3, 2.Mathilde2, 1.Hendrik1) is geboren op 24 dec 1166 in Oxford; is gestorven op 18 okt 1216 in Newark Castle (Newark-on-Trent, Nottinghamshire).

    Aantekeningen:

    Jan zonder Land (Engels: John Lackland; Frans: Jean sans Terre; Duits: Johann Ohneland (Beaumont Palace (Oxford), 24 december 1166 of 1167 – Newark Castle (Newark-on-Trent, Nottinghamshire), 18/19 oktober 1216) was koning van Engeland van 1199 tot 1216 en hertog van Normandië vanaf 1199. Hij was de jongste zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië. Hij was zijn vaders favoriete zoon, maar aangezien hij de jongste was, ontving hij geen gebieden op het vasteland, wat zijn bijnaam verklaart. Na de dood van zijn broer Richard Leeuwenhart in 1199 volgde hij hem, overigens niet zonder slag of stoot, op.

    Vroege leven
    Al voor zijn troonsbestijging had Jan een kwalijke naam opgebouwd als verrader en samenzweerder, soms met, soms tegen zijn oudere broers. Al in 1184 betwistten Jan en Richard elkaar de erfopvolging van Aquitanië, wat leidde tot veel onderlinge onmin. In 1177 echter kreeg Jan het bestuur over Ierland, waar hij zich binnen zes maanden zo impopulair wist te maken, dat hij het land moest verlaten.

    In 1189 trouwde hij met Isabella, een dochter van graaf Willem van Gloucester. Zij kregen geen kinderen en kort voor of vlak na zijn troonsbestijging op 6 april 1199 liet hij het huwelijk nietig verklaren.

    Machtsgreep
    Nadat Richard Leeuwenhart in de zomer van 1190 vertrokken was voor de Derde Kruistocht, deed Jan een poging de macht te grijpen, hoewel zijn broer hem had verboden Frankrijk te verlaten. Hij koos daarbij zelfs partij voor de koning van Frankrijk tegen de door zijn broer achtergelaten gouverneur voor de Franse bezittingen. Toen Richard uiteindelijk in 1194 terugkeerde, vergaf hij Jan diens misstap. Deze episode is breed bekend geworden via de verhalen rond Robin Hood en in de roman Ivanhoe van sir Walter Scott, waarin (niet geheel waarheidsgetrouw) Richard wordt afgeschilderd als de held en Jan als de slechterik.

    Heerschappij
    Dispuut met Arthur[bewerken]
    Tijdens het beleg van het kasteel Châlus in Limousin werd Richard door een pijl in zijn schouder getroffen en raakte hij daardoor dodelijk gewond. Aangezien Richard Jan als opvolger had aangewezen, werd deze in Engeland algemeen als koning geaccepteerd. De Franse gebieden (afgezien van Normandië) schoven echter een andere troonpretendent naar voren: Arthur I van Bretagne, de zoon van Godfried, de derde zoon van Hendrik II. Dit leidde tot een oorlog, waaraan in mei 1200 een einde kwam met de Vrede van Goulet. Hierbij moest Jan wel een aantal veren laten op het vasteland. De rust was van korte duur, want de Franse koning Filips II August hervatte samen met Arthur de strijd. Uiteindelijk ontdeed hij zich definitief van Arthur door hem in 1203 te wurgen. Na de slag bij Bouvines (1214) raakte Jan vrijwel alle gebieden in Frankrijk kwijt. Door zijn eigen onbetrouwbaarheid had hij de trouw van veel van zijn leenmannen verspeeld.

    Inmiddels was hij in augustus 1200 hertrouwd met Isabella van Angoulême, die 20 jaar jonger was. Zij kregen vijf kinderen, de zoons

    Hendrik, zijn opvolger als koning en
    Richard van Cornwall,
    en de dochters

    Johanna van Engeland,
    Isabella van Plantagenet en
    Eleonora Plantagenet.

    Dispuut met de paus
    Jan haalde zich via belastingheffingen het ongenoegen van zijn baronnen op de hals en net als zijn vader kwam Jan stevig in botsing met de kerk. Dit laatste kwam door zijn afwijzing van Stephen Langton als Aartsbisschop van Canterbury. Paus Innocentius III plaatste Engeland in maart 1208 onder interdict (een schorsing van kerkelijke bedieningen) en deed Jan in 1209 in de ban. In januari 1213 werd hij zelfs van de troon vervallen verklaard. In mei onderwierp Jan zich echter aan het pauselijk gezag en wist daarmee ander naderend onheil te voorkomen. Hij hield zijn land voortaan van de paus in leen en bezat dus formeel zelf geen land meer (zijn bijnaam "Jan Zonder Land" wordt ook wel hiermee verklaard).

    Dispuut met de baronnen
    De almaar voortdurende oorlogen eindigden met de grote nederlaag in de Slag bij Bouvines, waarna een zeer ongunstig vredesverdrag met Frankrijk moest worden gesloten. De baronnen raakten opnieuw ontevreden, evenals de geestelijkheid en de burgerij. Op 15 juni 1215 werd hij gedwongen bij Runnymede de Magna Carta te tekenen. Omdat die verklaring onder dwang was getekend, voelde Jan zich er echter niet aan gebonden. Hij kreeg hierbij de steun van de paus, maar dit kon hem niet baten.

    De opstandelingen wilden de kroon overdragen aan de Franse kroonprins Lodewijk (de latere Franse koning Lodewijk VIII). Deze trok in juni 1216 Londen binnen. Jan trok zich terug naar het noorden. Terwijl hij The Wash doorkruiste werd zijn bagagestoet verrast door het opkomend tij. Jan raakte kostbare bezittingen kwijt, waaronder de kroonjuwelen. Door het verlies raakte zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid aangetast. Hij overleed op 18 of 19 oktober 1216 aan dysenterie en werd begraven in de kathedraal van Worcester. Zijn negenjarige zoon volgde hem op als Hendrik III.

    getrouwd Isabella van Angoulême in aug 1200 (civil). Isabella is geboren circa 1188; is gestorven op 4 jun 1246. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 6. Hendrik III van Engeland  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren op 1 okt 1207 in Winchester, Engeland; is gestorven op 16 nov 1272 in Westminster, Londen, Engeland.