Aantekeningen |
- 21 januari 1603 - Eppo Ebels verklaart dat Johan Ipping en Alste (ehel.) hem
hebben betaald 50 Emder gld. Herkoemende van Doedo August waer van ick Eppo de
twintich Embder gl. mijn broeder Eltie Ebels hebbe overgroesen toe untfangen
21 januari 1603 - Eppo Eebels [=Eppo Ebelens] verklaart dat Sybell Tyackens hem
heeft betaald 50 Emder gld. Afkomstig van Tyacko Doens, waarvan Eppe er 20 heeft
gegeven aan zijn broer Eltie Eebels. Getuigen: [Focke Harmens en Eeyso Bouwens]
27 september 1627 - Eltijo Tiackens [merk] en Gese (ehel.), te Zuidbroek, versetten
aan Eppo Ebelens en Remke (ehel.) een venne land gelegen Tusschen Loegen in Zuidbroek,
zoals Eltije heeft gekocht van zijn moeder. Tijd: 6 jaar. Ten noorden de edele erentfeste J.
Hoffman, ten oosten Willem Phebens, ten zuiden Boncko Tiardtz, ten westen de Herewech.
Prijs: 1500 daler. Eppo en Remke hebben genoemd geld ontvangen. Getuigen: Albert
Aeijlckens en Aeijßo Aeijsens
27 september 1627 - Eltijo Tiackens [merk] en Gese (ehel.) zijn schuldig aan Eppo
Ebelens en Remcko (ehel.) 800 daler wegens een verkochte behuizing zoals door hen van Eppo
en vrouw is gekocht. Getuigen: Albert Aeijlckens [=Alberdt Aeijlkens] en Aeijßo Aeijsens
01-06-1637 Noordbroek,
Boedelscheiding: De kinderen en kleinkinderen maken een verdeling van de nalatenschap van Eppo Ebelens en Rempke.
Bron: 731-7190, p. 176 Bewerker: jgb
Datum: 1 juni 1637 Plaats: -
Sebo Alderts tot Bellingewolda, wegen sijn 4 soenen bij sijn zal. huisvrouwe Freeske geprocreert, mit namen Aldert, Hommo, Harmen unde Poppo Sebens, die weerdige Ellerus Eppinus, unse itsige pastor, caverende vor Frouwe sijn huisvrouwe, als ock mede die werd. Gerhardus Everhardi, caverende vor Weije sijn elicke huisvrouwe, mit Hommo Eppens caverende vor sijn huisvrouwe Dedde, unde Ebelo Eppens, caverende vor Anne sijn huisvrouwe, volgebroederen unde suisteren, enichste kinderen unde arffg. van zal. Eppo Ebelens unde Rempke gewesene eluiden, bekanden dat sie mit molkanderen hadden gemaket een leefflicke arffscheidinge van alle unde die alinge guderen unde nalatenschoppen als haer enigermaten van haer zal. olderen weren nagelaten unde angearvet. In den eersten bekanden comparanten in genere unde elck vor hem selven in specie dat sie mit molkanderen geschet unde gedeelt hadden alle die mobile guderen unde huisgeraet, linnen, tinnen, ketelen, potten, bedden unde beddes klederen, gelt, renten unde settbreven, somma alles all wat namen ock die tilbaer guderen muchten hebben gehatt, die hadden sie alle molkanderen pro quotis togedeelt unde well entfangen. Volgens hebben ze geschet unde gedeelt die landen als haer van haer zal. vader unde moeder weren nagelaten unde a ngearvet, op die Meeden gelegen. Waervan een ijder broeder unde suister als ock mede die suister kinderen solen hebben tgeneten die gerechte vijffte part onvorscheiden aldaer gelegen.
Getuigen: Arnoldus Broecker en Doedo Ubbens.
|