Geertruid van Northeim

Geertruid van Northeim

Vrouwelijk

Generaties:      Standaard    |    Verticaal    |    Compact    |    Box    |    Alleen tekst    |    (Uitgebreide)kwartierstaat    |    Voorouderwaaier    |    Media    |    PDF

Generatie: 1

  1. 1.  Geertruid van Northeim (dochter van Hendrik van Northeim en Gertrudis van Brunswijk).

    Gezin/Partner: Otto I van Salm. Otto is geboren circa 1085; is gestorven in 1148. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. Sophia van Rheineck is geboren circa 1117; is gestorven in 1176.

Generatie: 2

  1. 2.  Hendrik van Northeim is geboren circa 1060 (zoon van Otto I van Northeim en Richenza van Zwaben); is gestorven op 10 apr 1101.

    Aantekeningen:

    Hendrik van Northeim , bijg. de Vette, (ca. 1060 - 10 april 1101) was een Friese graaf van Saksische herkomst.

    Hendrik was een zoon van Otto I van Northeim. In zijn jonge jaren volgde hij de politiek van zijn vader, die een van de leiders was van het verzet tegen keizer Hendrik IV. Nadat zijn vader in 1086 was overleden, koos Hendrik al snel de kant van de keizer. Hendrik stichtte het klooster bij Bursefelde (bij Hann. Münden) als familieklooster. Hij volgde zijn vader op als graaf van Northeim, de Rittigau (bij Northeim) en Eichsfeld. Tevens was hij heer van het Werradal en voogd van de kloosters van Bursefelde en Helmarshausen (bij Bad Karlshafen).

    Hendrik was zwager van Egbert II van Meißen. Egbert verloor al zijn titels omdat hij volhardde in de opstand tegen keizer Hendrik. Het markgraafschap van Friesland werd door de keizer aan bisschop Koenraad van Zwaben (bisschop) van Utrecht toegewezen. Toen die in 1099 werd vermoord claimde Hendrik de functie, op grond van de aanspraken van zijn vrouw. Dit werd door de keizer gehonoreerd en Hendrik werd benoemd tot markgraaf van Friesland. Toen Hendrik naar Friesland trok, werd hij daar gedood terwijl zijn vrouw ternauwernood ontkwam. Hierover bestaan meerdere lezingen:

    Hendrik is gesneuveld in een veldslag bij Norden.
    Hendrik werd feestelijk ontvangen in Staveren door een gezelschap van Utrechtse ministerialen en voorname inwoners van Friesland en Staveren. Tijdens de ontvangst probeerden ze Hendrik te vermoorden. De aanslag mislukte en Hendrik en zijn vrouw vluchtten per schip naar Deventer maar ze werden door de Friezen ingehaald. Hendrik werd neergestoken en vervolgens door de Friezen overboord geworpen, zodat hij verdronk.
    Hendrik is begraven in de abdij van Bursefelde.

    Hendrik was gehuwd met Gertrudis. Zij kregen de volgende kinderen:

    Richenza (-1141), gehuwd met Lotharius van Supplinberg, die later keizer zou worden
    Gertrudis, erfgename van Friesland en gravin van Bentheim, gehuwd met Siegfried I van Weimar-Orlamünde, paltsgraaf van de Rijn, en met Otto I van Rheineck.
    Otto III (-1116) Hij is nooit gehuwd geweest en stierf kinderloos.[1]

    Hendrik getrouwd Gertrudis van Brunswijk. Gertrudis is geboren circa 1058; is gestorven op 9 dec 1117 in Braunschweig. [Gezinsblad] [Familiekaart]


  2. 3.  Gertrudis van Brunswijk is geboren circa 1058; is gestorven op 9 dec 1117 in Braunschweig.

    Aantekeningen:

    Gertrudis van Brunswijk (ca. 1058 - Brunswijk, 9 december 1117) was een leidende figuur in de Saksische politiek van het begin van de twaalfde eeuw. Zij was gravin van Brunswijk en regentes van Meißen. Vanaf 1112 had ze een leidende rol in het Saksische verzet tegen keizer Hendrik IV en keizer Hendrik V.

    Ze was een dochter van Egbert I van Meißen en van Irmengard van Susa (ca. 1020 - 21 januari 1078).

    Eerste huwelijk
    Gertrudis trouwde met Diederik II van Katlenburg (ovl. 1085). Zij kregen een zoon: Diederik III (ovl. 12 augustus 1106), gehuwd met Adela van Beichlingen.

    Tweede huwelijk
    Gertrudis hertrouwde met Hendrik van Northeim (ovl. 1101). Zij kregen drie kinderen:

    Richenza (-1141), gehuwd met Lotharius van Supplinberg, die later keizer zou worden
    Gertrudis, erfgename van Friesland en gravin van Bentheim, gehuwd met Siegfried I van Weimar-Orlamünde, paltsgraaf van de Rijn, en met Otto I van Rheineck.
    Otto II (-1116) Hij is nooit gehuwd geweest en stierf kinderloos[1].
    In 1090 volgde zij haar broer Egbert II van Meißen op als gravin van Brunswijk. Toen Hendrik in 1101 markgraaf van Friesland was geworden, bezochten Hendrik en Gertrudis hun nieuwe domein. Hendrik kwam bij een moordaanslag om het leven en Gertrudis kon ternauwernood ontsnappen.

    Derde huwelijk
    Gertrudis trouwde voor de derde maal met Hendrik I van Eilenburg (ovl. 1103), markgraaf van Meißen nadat de keizer deze functie van haar broer Egbert had afgenomen. Hendrik en Gertrudis hadden geen kinderen, en dat zou betekenen dat graaf Koenraad de Grote de erfgenaam van Hendrik zou worden. Maar tijdens de begrafenis bleek Gertrudis zwanger te zijn. De partij van graaf Koenraad verspreidde nu het gerucht dat Gertrudis een kussen onder haar kleding had verstopt om Koenraad zijn rechtmatige erfenis te ontzeggen. Gertrudis ontkrachtte deze bewering door alle vazallen van haar overleden echtgenoot in vergadering bijeen te roepen. Tijdens deze vergadering ging ze op een podium staan en liet ze haar gewaden tot op haar heupen zakken, zo overtuigde ze de aanwezigen dat ze daadwerkelijk zwanger was. Vervolgens deed het gerucht de ronde dat Gertrudis door overspel zwanger was geworden en dat ze haar man had vermoord toen die dat had ontdekt. Deze beschuldiging had weinig effect en Gertrudis beviel na verloop van tijd van een gezonde zoon: Hendrik II van Eilenburg. De partij van Koenraad beweerde nu dat Gertrudis een dochter had gekregen en dat ze die had verwisseld met een zoon van een arme boer, maar dit kon niet worden bewezen. Gertrudis regeerde als regentes voor haar zoon.

    Toen Hendrik II eenmaal volwassen was geworden, werden nog steeds insinuaties gemaakt over de verwisseling. Een van de vazallen van Koenraad zwoer zelfs op zijn leven dat de verwisseling had plaatsgevonden. Hendrik riep zijn vazallen op om deze belediging te wreken. Twee van hen vonden inderdaad de vazal van Koenraad, en die wilde vluchten - maar zijn paard stond als aan de grond genageld. De vazallen van Hendrik staken hem toen de ogen uit, sneden zijn neus, oren en lippen af en rukten zijn tong uit. Algemeen werd de weigering van het paard als bewijs aanvaard dat de eed vals was, en Hendrik dus wel echt de zoon van Gertrudis was. Toen graaf Koenraad later nog opmerkingen over de verwisseling maakte, nam Hendrik hem gevangen en sloot hem op in een kerker van zijn kasteel. Daar werd Koenraad onder erbarmelijke omstandigheden gevangen gehouden, totdat Hendrik overleed.

    Gertrudis stichtte in 1115 het benedictijner klooster van Maria en Sint-Egidius (patroon van de zogende vrouwen) in Brunswijk. Vermoedelijk als dank voor de voorspoedige bevalling en kindertijd van haar jongste zoon, die zoals hierboven beschreven politiek zeer beladen was. Het klooster is opgezet vanuit het klooster van Bursfelde, dat door haar tweede man was gesticht. Door een droom geïnspireerd liet Gertrudis het gebeente van Sint-Adinctor, van Trier overbrengen naar het nieuwe klooster in Brunswijk.

    Kinderen:
    1. 1. Geertruid van Northeim


Generatie: 3

  1. 4.  Otto I van Northeim is geboren circa 1030; is gestorven op 11 jan 1083.

    Aantekeningen:

    Otto van Northeim (ca. 1030 - 11 januari 1083) was een van de belangrijkste tegenstanders van keizer Hendrik IV.

    Otto erfde het graafschap Northeim. Tijdens het bestuur van regentes Agnes van Poitou kreeg Otto een belangrijke positie in Duitsland. Agnes probeerde haar macht te behouden door de hoogste adel zo veel mogelijk macht te ontzeggen. Ze bestuurde met hulp van de geestelijkheid, ministerialen en de lager adel. Door dat beleid werd Otto in 1061 (als Otto II) tot hertog van Beieren benoemd.

    Een jaar later al kreeg Otto te maken met de hovelingen die ontevreden waren over het beleid van Agnes. Hij sloot zich aan bij deze fractie, waar onder anderen Egbert I van Meißen en de aartsbisschoppen Anno II van Keulen, Adalbert van Bremen en Siegfried I van Mainz toe behoorden. Na een feestmaal in de palts van Kaiserswerth nodigde Anno de jonge Hendrik IV uit om zijn schip te bezichtigen. Toen de jongen en de samenzweerders aan boord waren, voer het schip onverhoeds weg. Hendrik sprong in paniek overboord en zou zijn verdronken als Egbert hem niet was nagesprongen en hem had gered. De samenzweerders eisten dat Agnes de regeringsmacht aan hen zou overdragen, en zij gaf toe.

    Als hertog ondernam hij in 1062 een veldtocht naar Hongarije om de daar verdreven koning Salomo weer op de troon te zetten. Ook voerde Otto verschillende politieke missies uit in Italië, en nam in 1069 deel aan een veldtocht tegen de Slaven. Tegen deze tijd hadden Otto en Hendrik een slechte verhouding gekregen door de situatie in Saksen: Hendrik probeerde de grote koninklijke bezittingen rond de Harz (uit de tijd van de Saksische koningen) zeker te stellen en te vergroten, terwijl Otto als graaf van Northeim dat als een bedreiging zag. In 1070 beschuldigde een ridder uit Saksen, Egeno van Konradsburg, Otto ervan dat hij hem opdracht had gegeven om de koning te vermoorden. Ook toen al was het duidelijk dat deze beschuldiging bedoeld was om Otto uit zijn machtige positie te kunnen zetten en zijn bezittingen te confisqueren. Dit plan was uitgewerkt door de Hessische graven Giso II en Adalbert van Schauenburg, die Egeno hadden betaald om Otto te beschuldigen. De koning beval Otto om naar het hof in Goslar te komen, om in een tweegevecht met Egeno door een godsoordeel zijn onschuld te bewijzen. Otto vermoedde een valstrik en kwam in opstand, gesteund door Magnus van Saksen. Op pinksterdag 1071 moesten zij zich echter aan de keizer onderwerpen. Hun functies, leengoederen en eigen bezittingen werden hen afgenomen en ze werden gevangengezet. Otto werd in 1072 weer vrijgelaten en kreeg zijn eigen bezittingen weer terug. Omdat Magnus niet van zijn hertogstitel af wilde zien bleef hij gevangen. Otto's schoonzoon Welf IV verstootte zijn vrouw en werd tijdens het kerstfeest van 1070 te Goslar beleend met het hertogdom Beieren, zonder dat Hendrik IV hierover met de Beierse adel had overlegd. Giso en Adalbert werden door volgelingen van Otto vermoord. Egeno van Konradsburg werd beschuldigd van roof, hem werden de ogen uitgestoken

    In 1073 deden de groten van Saksen, onder leiding van Otto, hun beklag bij koning Hendrik IV in Goslar (in Saksen). De koning wilde niet naar hun klachten luisteren, en toen de Saksen met een leger terugkwamen vluchtte hij naar de Harzburg. Toen de Saksen dit kasteel belegerden, moest Hendrik weer vluchten. Magnus van Saksen, die in de Harzburg was opgesloten, werd daarna bevrijd. Het lukte Hendrik niet om een leger op de been te brengen en zo was hij tot een compromis gedwongen (vrede van Gerstungen, 1074). Hendrik beloofde met name om een aantal kastelen te ontmantelen, waaronder de Harzburg. Otto kreeg zijn belangrijkste titels terug (ook die van hertog van Beieren, maar zou die functie niet meer daadwerkelijk uitoefenen), en ook Magnus zal in zijn rechten zijn hersteld. Welf stelde zich in de ontbrandende investituurstrijd duidelijk aan de kant van de paus op.

    Ook Otto koos in 1074 ook de kant van de paus. In 1075 wist Hendrik echter een Saksisch leger te verslaan bij het klooster Homburg aan de Unstruth (ten westen van Erfurt). De Saksische edelen moesten voor het hele leger, barrevoets om genade smeken. Hendrik spaarde hun leven maar nam veel van hun leengoederen af. Otto werd licht gestraft, hij verloor de hertogstitel van Beieren maar werd wel stadhouder van Saksen. Desondanks stelde Otto zich kandidaat als koning toen Hendrik door de paus in de ban was gedaan. Ook nadat de banvloek ongedaan was gemaakt hielden de vorsten hun verzet tegen Hendrik vol, maar ze kozen op 15 maart 1077 Rudolf van Rheinfelden, de hertog van Zwaben tot koning. Otto nam zijn verlies en werd Rudolfs belangrijkste veldheer. Otto vocht voor Rudolf in de slag bij Mellrichstadt, de slag bij Flarchheim (27 januari 1080, met onbesliste uitkomst hoewel Hendrik daar de Heilige Lans (Wenen) op Rudolf buitmaakte) en in de Slag bij Hohenmölsen.

    In 1081 viel Otto van zijn paard en brak een been. Twee jaar later overleed hij aan de gevolgen van die verwondingen. Kort voor zijn dood zou hij nog een klooster hebben gesticht dat was gewijd aan Blasius van Sebaste. Otto werd begraven in de Nicolaaskapel te Northeim (stad).

    Otto was de enige zoon van Bernhard van Northeim (ca. 980 - na 1024) en gravin Eilika, mogelijk een dochter van Siegfried van Walbeck. Bernhard was een van de Saksische edelen die op 30 april 1002 de troonpretendent Ekhard I van Meißen doodde. Bernhard was zoon van Siegfried van Northeim (ca. 940 - 1004) en Etehelinde.
    Otto was gehuwd met Richenza van Zwaben, vermoedelijk een dochter van Otto II van Zwaben. Zij kregen de volgende kinderen:

    Otto, jong overleden
    Hendrik van Northeim
    graaf Siegfried III van Boyneburg (-1007)
    Kuno van Beichlingen
    Ethelinde, die huwde met Welf IV (-1101), door hem werd verstoten in 1070 en toen trouwde met Herman I van Kalvelange (-1082)
    Ida, die huwde met graaf Thiemo I van Wettin , ouders van Dedo, markgraaf Koenraad de Grote van Meißen en van Mathilde
    Mathilde, die huwde met graaf Koenraad II van Werl-Arnsberg.
    een onbekende dochter
    Richenza was in haar eerste huwelijk getrouwd met Herman III van Werl.

    Otto getrouwd Richenza van Zwaben. Richenza (dochter van Otto II van Zwaben) is geboren in 1020; is gestorven in 1083. [Gezinsblad] [Familiekaart]


  2. 5.  Richenza van Zwaben is geboren in 1020 (dochter van Otto II van Zwaben); is gestorven in 1083.
    Kinderen:
    1. 2. Hendrik van Northeim is geboren circa 1060; is gestorven op 10 apr 1101.


Generatie: 4

  1. 10.  Otto II van Zwaben is geboren circa 1000 (zoon van Ezzo van Lotharingen en Mathilde Lotharingen); is gestorven op 7 sep 1047 in Bonn, Duitsland.

    Aantekeningen:

    Otto II van Zwaben (ca. 1000 - bij Bonn, 7 september 1047) was hertog van Zwaben.

    Otto volgde zijn vader in 1034 op als paltsgraaf van Lotharingen, graaf van de Deutz- en Auelgouw, en voogd van de abdij van Brauweiler. Op het paasfeest van 1045 te Goslar werd hij door keizer Hendrik III benoemd tot hertog van Zwaben. In ruil voor zijn benoeming moest hij het paltsgraafschap, Duisburg en Kaiserswerth opgeven. Otto overleed twee jaar later op de terugweg van een oorlog in Friesland, op zijn kasteel Tomburg, bij Bonn. Hij werd begraven in de abdij van Brauweiler.

    Otto was zoon van Ezzo en van Mathilde (979 – Echtz, 4 november 1025), dochter van keizer Otto II. Hij trouwde met een verder onbekende dochter van Hugo VI van Eguisheim (ca. 970 - 1049) en Heilwich van Dachsburg (ca. 980 - 1046), zuster van paus Leo IX. Otto had een dochter Richenza (1020-1083), die gehuwd was met Herman III van Werl en met Otto I van Northeim.

    Van Otto's vrouw zijn de volgende voorouders bekend:

    Hugo VI van Eguisheim, graaf van de Elzasser Nordgau
    Hugo V "Raucus" van de Nordgouw (ca. 935 - 974/986), gehuwd met een onbekende vrouw, dochter van ene Gerhard
    Eberhard IV van de Nordgau (ca. 910 - 18 december 973), sticht een klooster in Altdorf (Rijnland-Palts)
    Hugo III in de Nordgau (ca. 880 - 940)
    Eberhard III van de Nordgau, gehuwd met Adelinda
    Hildegard van Ferrette (ca. 890 - voor 940)
    Luitgard van Lotharingen (ca. 910 - na 8 april 960)
    Wigerik, gehuwd met Kunigunde van de Ardennen
    Heilwich van Dachsburg, erfdochter van Dagsburg en Eguisheim
    Ludwig van Dagsburg (ca. 950 - 1015)

    Kinderen:
    1. 5. Richenza van Zwaben is geboren in 1020; is gestorven in 1083.