Hildegard van Vlaanderen

Hildegard van Vlaanderen

Vrouwelijk ca. 936 - 990  (~ 54 jaar)

Generaties:      Standaard    |    Verticaal    |    Compact    |    Box    |    Alleen tekst    |    (Uitgebreide)kwartierstaat    |    Voorouderwaaier    |    Media    |    PDF

Generatie: 1

  1. 1.  Hildegard van Vlaanderen is geboren circa 936 (dochter van Arnulf I van Vlaanderen en Aleidis van Vermandois); is gestorven op 10 apr 990; is begraven in abdij van Egmond.

    Aantekeningen:

    Hildegard van Vlaanderen (ca. 936 - 10 april 990) was de dochter van Arnulf I van Vlaanderen en Aleidis van Vermandois. Ze werd gravin van Holland na haar huwelijk met graaf Dirk II - Graaf van Holland en West-Friesland.

    Politiek huwelijk
    Hildegard werd reeds als kleuter verloofd en trouwde op twaalfjarige leeftijd. Hiermee ijverde Arnulf naar meer zeggingschap in Holland wat paste in zijn expansiepolitiek. Anderzijds bracht Hildegard Karolingisch bloed in de dynastie van Holland, en kreeg Holland nauwere contacten met het Graafschap Vlaanderen.

    Giften
    Ze is vooral bekend van de vele giften aan o.a. kloosters en kerken in Egmond, Trier en Gent. Het Evangelarium dat aan de Abdij van Egmond werd geschonken is hiervan de belangrijkste. Hildegard is begraven in de abdijkerk van Egmond.

    Nazaten
    Uit het huwelijk zouden 6 kinderen geboren zijn; slechts over drie is iets bekend:

    zoon Aarnout (Gent, 951-993), ook wel Arnulf Gandensis genoemd, die zijn opvolger werd;
    zoon Egbert (952-994), aartsbisschop van Trier;
    dochter Erlindis (953-1012), zou volgens de legende genezen zijn van blindheid.
    mogelijk een onbekende dochter die trouwde met graaf Everhard van Doornik
    Trivia[bewerken]
    In 938 verloofde de toen nog zeer jonge graaf Dirk II van Holland zich met Hildegard van Vlaanderen, dochter van Graaf Arnulf I van Vlaanderen. Het huwelijk volgde ca. 950. Uit de Rijmkroniek van Holland van Melis Stoke: "Dese Dideric goed ende wert had een wijf, heet Hildegaert" (deze goede en brave Diederik had een vrouw die Hildegard heette) De plaatsnaam Hillegersberg is vernoemd naar Hildegard van Vlaanderen. Dirk II was eigenaar van het aldaar bestaande Bergan, wat "versterkte plaats" of "gehucht" betekent.

    Hildegard getrouwd Dirk II van West Frisia circa 950 (civil). Dirk (zoon van Dirk I van West Frisia en Gerberga van Hamaland) is geboren circa 932; is gestorven op 6 mei 988 in Egmond; is begraven in abdij van Egmond. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. Arnulf van Gent is geboren circa 951 in Gent; is gestorven op 18 sep 993 in Winkel, Nederland; is begraven in abdij van Egmond.

Generatie: 2

  1. 2.  Arnulf I van Vlaanderen is geboren circa 889 (zoon van Boudewijn II van Vlaanderen en Ælfthryth van Wessex); is gestorven op 27 mrt 965.

    Aantekeningen:

    Arnulf I van Vlaanderen
    Arnulf I, bijgenaamd de Grote (ca. 889 – 27 maart 965) was graaf van Vlaanderen van 918 tot zijn dood in 965.

    Politiek van expansie
    Na de dood van zijn vader Boudewijn II erfde Arnulf het grootste (noordelijke) deel van het graafschap, zijn broer Adalolf erfde het zuidelijke deel.

    Arnulf vocht in 923 aan de kant van koning van West-Francië, Karel de Eenvoudige in de Slag bij Soissons (923) tegen tegenkoning Robert van Bourgondië.

    In 924 veroverde hij samen met zijn broer Adalolf en Herbert II van Vermandois de stad Eu op Rollo, de eerste graaf van Normandië. Arnulf versloeg de Vikingen in 926 maar gaf in 928 het graafschap Guînes in leen aan de Deen Siegfried en gaf hem later zijn dochter tot vrouw.

    Vanaf 930 kwam het tot een krachtmeting met Herbert II van Vermandois. Om diens expansie te beteugelen veroverde Arnulf in 931 Dowaai en Mortagne-du-Nord. In 932 verwierf Arnulf het graafschap Artesië en versterkte de abdij van Sint-Vaast. Na het overlijden van zijn broer in 933 eigende hij zich diens graafschappen Terwaan en Boulogne toe, met voorbijgaan aan de rechten van zijn minderjarige neefjes. Hij adopteerde wel Adalolfs onechte zoon Boudewijn. In 934 kwam het tot een vrede met Herbert en trouwde Arnulf in 934 met Herberts dochter Adelheid. Dit bezegelde niet alleen een vrede maar ook een bondgenootschap tegen Hugo de Grote, zoon van Robert van Bourgondië.

    Na de vrede met Herbert kon Arnulf zich richten op de Vikingen uit Normandië. In 939 veroverde hij de stad Montreuil op Herluinus II van Ponthieu om de invallen van de Normandiërs tegen te gaan maar de Normandische troepen wisten de stad snel te heroveren. In 942 nodigde Arnulf graaf Willem I van Normandië uit voor een bespreking te Picquigny om de kwestie Montreuil te regelen. Daar aangekomen werd Willem echter door mannen van Arnulf vermoord. In 949 kreeg Arnulf Montreuil definitief in handen.

    Vervolgens bracht Arnulf een bondgenootschap tot stand met koning Lodewijk IV van Frankrijk, zoon Karel de Eenvoudige, en Otto I de Grote, koning van Duitsland tegen Normandië. De coalitie belegerde Rennes maar de jeugdige Normandische graaf Richard wist het bondgenootschap uiteen te spelen, en Arnulf trok zich terug naar Vlaanderen. Uit wraak plunderde het leger van Otto Vlaanderen en liet die een kasteel bouwen bij Gent op de grens van zijn rijk aan de Schelde, waar hij een burggraaf plaatste. Na de verzoening tussen Arnulf en Otto kreeg Arnulf het kasteel in handen en liet hij de burggraaf, Wichman van Hamaland, met een van zijn dochters trouwen.

    Arnulf verwierf nadien ook Amiens, Oosterbant en werd lekenabt van de abdij van Sint-Bertinus in Saint-Omer.

    Politiek van consolidatie
    Om zijn grenzen te verzekeren huwde Arnulf al zijn dochters uit aan zijn Lotharingse buren en hoge Duitse adel. Politiek koos hij steeds positie tegen de graven van Normandië en de hertogen van de Franken.

    Hij voerde kloosterhervormingen door met hulp van Gerardus van Brogne en regeerde vooral met hulp van de geestelijkheid, en zo veel mogelijk zonder vazallen.

    In 958 benoemde Arnulf zijn zoon Boudewijn tot medegraaf en ging hij feitelijk met pensioen (ongeveer 70 jaar oud). Nadat Boudewijn in 962 op jonge leeftijd overleed, kwamen de zoons van zijn broer Adalolf in opstand en herwonnen de graafschappen van hun vader. Arnulf sloot toen een overeenkomst met koning Lotharius van Frankrijk, zoon van Lodewijk IV van Frankrijk: in ruil voor al zijn veroveringen zou Lotharius de opvolging van zijn jonge kleinzoon in het oorspronkelijke graafschap garanderen.

    Arnulf steunde nog de bisschop van Kamerijk tegen zijn opstandige stedelingen en kreeg in ruil daarvoor de kerkelijke bezittingen bij Lambres. Volgens een overlevering zou Arnulf zijn vermoord door een nakomeling van Herluinus II van Ponthieu.

    Arnulf stichtte de kerk van Torhout, het Sint-Donaaskapittel te Brugge, de Sint-Janskapel te Gent en herbouwde de abdij van Saint-Amand. Arnulf is begraven in de Sint-Pietersabdij (Gent).

    Familie en nakomelingen[bewerken]
    Arnulf was zoon van Boudewijn II en van Ælfthryth van Wessex.

    Hij trouwde in 934 met Aleidis van Vermandois (ook Adelheid genoemd), dochter van Herbert II van Vermandois en Adelheid van Parijs. Omdat Arnulf ten tijde van dit huwelijk al ongeveer 45 jaar oud moet zijn geweest, is het aan te nemen dat hij al een of meer eerdere huwelijken heeft gehad waarvan geen gegevens van bekend zijn.

    Dochter Hildegard van Vlaanderen huwde in 945 met Dirk II, graaf van West-Friesland. Gezien de datum van het huwelijk van zijn dochter is zij vermoedelijk een kind uit een eerder huwelijk van Arnulf.

    Arnulf en Aleidis kregen de volgende kinderen:
    Liutgard van Vlaanderen (ca. 935 - 29 september 964), in 955 gehuwd met Wichman IV, graaf van Hamaland
    Boudewijn III (tussen 935/940 - 1 januari 962)
    Hildegard van Vlaanderen (ca. 936 - 10 april 990)
    Egbert (ovl. voor 10 juli 953)
    Elftrude (ovl. na 965), in 950 gehuwd met Siegfried I van Guînes

    Arnulf getrouwd Aleidis van Vermandois in 934 (civil). [Gezinsblad] [Familiekaart]


  2. 3.  Aleidis van Vermandois

    Aantekeningen:

    Aleidis van Vermandois (916 - Brugge, 10 oktober 960). ook wel Adela van Vermandois, was een dochter van Herbert II van Vermandois en van Adelheid van Frankrijk. Zij is begraven in de Sint-Pietersabdij (Gent).

    In 934 werd zij (vermoedelijk de tweede) echtgenote van graaf Arnulf I van Vlaanderen. Het paar kreeg volgende kinderen:

    Liutgard van Vlaanderen (935/940 - 29 september 962), in of na 953 gehuwd met Wichman IV, graaf van Hamaland
    Boudewijn III (tussen 935/940 - 1 januari 962)
    Egbert (ovl. voor 10 juli 953)
    Elftrude (ovl. na 965), in 960/965 gehuwd met Siegfried I van Guînes

    Kinderen:
    1. 1. Hildegard van Vlaanderen is geboren circa 936; is gestorven op 10 apr 990; is begraven in abdij van Egmond.
    2. Boudewijn III van Vlaanderen is geboren circa 940; is gestorven op 1 nov 962.


Generatie: 3

  1. 4.  Boudewijn II van Vlaanderen is geboren circa 865 (zoon van Boudewijn I van Vlaanderen en Judith van West-Francië); is gestorven op 10 sep 918.

    Aantekeningen:

    Boudewijn II van Vlaanderen (ca. 865 – 10 september 918), de Kale, was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en van 896 tot 918 graaf van Boulogne. Zijn bijnaam was een bewuste verwijzing naar zijn grootvader Karel de Kale en onderstreepte dat Boudewijn een afstammeling van Karel de Grote was, wat in die tijd nog een factor van politiek belang was.

    Invallen van de Vikingen
    Boudewijn werd graaf als opvolger van zijn vader, Boudewijn I, en kreeg direct te maken met een periode van invallen van de Vikingen:

    879 Terwaan
    880 Gent
    881 Doornik
    882 Kamerijk en Atrecht
    883 Boulogne, Sint-Omaars, Saint-Riquier, Veurne, Terwaan, Gent en Atrecht. Boudewijn moest in de moerassen van Sint-Omaars zijn toevlucht zoeken.
    884 Boudewijn trouwde met een dochter van Alfred de Grote, vermoedelijk om zo meer steun tegen de Vikingen te krijgen
    885 de Vikingen bouwen een versterking in Condé
    886 de Vikingen bouwen een versterking in Kortrijk
    Boudewijn wist langzaam het verloren terrein terug te winnen maar de Vikingen werden pas verjaagd nadat ze in 892 bij de slag aan de Dijle (op de plaats waar nu Leuven ligt) door koning Arnulf van Karinthië waren verslagen. Boudewijn bouwde versterkingen om zijn graafschap tegen de Vikingen te kunnen beschermen in: Ieper, Kortrijk, Sint-Winoksbergen, Sint-Omaars, Brugge en Gent.

    Opbouw van het graafschap
    In 888 steunde Boudewijn de keuze van niet-Karolinger Odo I van Frankrijk tot koning van West-Francië. Hij kreeg echter direct een conflict met Odo over de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars. Odo achtervolgde Boudewijn tot aan Brugge maar kon de stad niet innemen. Als reactie daarop trok Boudewijn nog in datzelfde jaar naar Arnulf van Karinthië in Worms en vroeg hem om ook koning van West-Francië te worden, maar Arnulf sloeg die uitnodiging af. Toen in 892 de abt van Sint-Bertinus overleed, wachtte Boudewijn niet op de formele procedures maar bezette de abdij.
    Boudewijn was een van de edelen die in 893 de kroning van Karel de Eenvoudige, Karolinger, tot tegenkoning van West-Francië steunden maar tegelijkertijd zocht hij ook toenadering tot Zwentibold die in 895 tot koning van Lotharingen was benoemd. Door handig te opereren in het spanningsveld tussen Karel en Zwentibold wist Boudewijn zijn positie te versterken.
    In 896 verkreeg hij het graafschap Boulogne. Boudewijn liet zijn broer Rudolf Péronne en de Vermandois binnenvallen, die toen net aan Herbert I van Vermandois waren toegewezen. Herbert wist Rudolf echter in een hinderlaag te doden en het Vlaamse leger werd teruggedreven.
    Toen de koning in 900 bisschop Fulco van Reims, een bondgenoot van Herbert, benoemde tot abt van Sint-Bertinus, kon Boudewijn dit niet accepteren en hij liet Fulco vermoorden. Boudewijn werd daarop geëxcommuniceerd maar Karel de Eenvoudige was niet in staat om strafmaatregelen door te voeren.
    Omdat de politieke situatie voor Boudewijn nu niet erger kon worden, had hij geen belemmering meer om Artesië met inbegrip van de rijke abdij van Sint-Vaast te veroveren. Ook liet Boudewijn door een sluipmoordenaar Herbert van Vermandois vermoorden.
    Met zijn harde en gewelddadige politiek had Boudewijn in de jaren na 900 zijn positie en die van zijn graafschap veilig gesteld. De laatste periode van zijn bewind tot zijn dood in 918 is rustig verlopen. Boudewijn werd begraven in de abdij van Sint-Bertinus maar werd na de dood van zijn vrouw (929) bij haar begraven in de Sint-Pietersabdij van Gent.

    Familie
    Boudewijn II was de zoon van Boudewijn I en van Judith.

    In 884 huwde hij Ælfthryth van Wessex (ook Aelftrud of Elfrida) (Wessex, 868 - 7 juni 929), dochter van Alfred de Grote, koning van Engeland van 871 tot 899, en van Ealhswith van de Gaini.
    Boudewijn en Aelftrud kregen de volgende kinderen:
    Arnulf I de Grote, graaf van Vlaanderen
    Adalolf (of Adelulf, Aethelwulf) (ca. 895 - 13 november 933), graaf van Boulogne en van Terwaan, lekenabt van Sint-Bertinus
    Ealswid
    Ermentrude
    Opmerking: Abt Hildebrand van Sint-Bertinus en Sint Vaast, was een zoon van Ealswid of Ermentrude, of van een onbekende zuster.

    Boudewijn getrouwd Ælfthryth van Wessex in 884 (civil). Ælfthryth (dochter van Alfred de Grote en Ealhswith van de Gaini) is geboren in 868 in Wessex; is gestorven op 7 jun 929. [Gezinsblad] [Familiekaart]


  2. 5.  Ælfthryth van Wessex is geboren in 868 in Wessex (dochter van Alfred de Grote en Ealhswith van de Gaini); is gestorven op 7 jun 929.

    Aantekeningen:

    Ælfthryth van Wessex (ook Elftrude of Elfrida) (Wessex, 868 - 7 juni 929) was een dochter van Alfred de Grote en van Aelhswyth van de Gaini.

    De kroniekschrijver Asser schreef hoe zij en haar broer aan het koninklijk hof van Wessex werden opgevoed. Ælfthryth leerde alles wat passend was voor mensen van hoge geboorte. Zij bestudeerde de Psalmen en Angelsaksische boeken en vooral de Angelsaksische liederen, waar haar vader erg van hield.

    In 884 trad zij in het huwelijk met graaf Boudewijn II van Vlaanderen en werd de moeder van:

    Arnulf I de Grote, graaf van Vlaanderen
    Adalolf (of Adelulf, Aethelwulf) (ca. 895 - 13 november 933), graaf van Boulogne en van Thérouanne, lekenabt van Sint-Bertinus
    Ealswid
    Ermentrude[1]
    Na de dood van haar vader in 899 erfde zij Chippenham en twee andere landgoederen in Wiltshire. In 912 gaf zij Lewisham met de daaraan verbonden plaatsen Greenwich en Woolwich (alle drie deze plaatsen liggen nu in Zuid-Londen) aan de Sint-Pietersabdij in Gent.

    Ælfthryth was de over-overgrootmoeder van Mathilde van Vlaanderen, die getrouwd was met Willem de Veroveraar, de eerste monarch van het Huis van Normandië. Dit betekent dat na de Normandische verovering van Engeland en de dood van Willem I alle vorsten van Engeland afstammelingen waren van het Huis van Wessex. Ælfthryth was dus degene die de vorsten uit het koninkrijk Wessex verbond met de Engelse koningen van na de Normandische verovering.

    Kinderen:
    1. 2. Arnulf I van Vlaanderen is geboren circa 889; is gestorven op 27 mrt 965.


Generatie: 4

  1. 8.  Boudewijn I van Vlaanderen is geboren circa 840 in Laon; is gestorven op 2 jan 879 in Abdij van Sint-Bertinus, Sint-Omaars.

    Aantekeningen:

    Boudewijn I (Laon?, ca. 840 – Abdij van Sint-Bertinus, Sint-Omaars, 2 januari 879), bijgenaamd Boudewijn met de IJzeren Arm of Boudewijn de Goede staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen.

    Afkomst
    Traditioneel wordt de forestier Odoaker als zijn vader gezien, maar Odoaker (als vader van Boudewijn) en zijn voorouders worden tegenwoordig als speculatief beschouwd omdat dit alleen is gebaseerd op teksten uit de twaalfde eeuw. Een andere theorie is dat Boudewijns vader wel Odoaker heette maar een lagere hoveling was.

    Schaking van en huwelijk met Judith van West-Francië
    Boudewijn is bekend als grondlegger en eerste graaf van het graafschap Vlaanderen. Hij schaakte op kerstmis 861 Judith van West-Francië, dochter van de koning van West-Francië, Karel de Kale. De 17-jarige Judith was al twee keer weduwe: zowel van koning Aethelwulf van Wessex als van diens zoon koning Aethelbald.

    Haar vader wilde haar natuurlijk een derde keer gunstig uithuwelijken, maar ze vluchtte met Boudewijn. Het stel werd daarbij geholpen door Judiths broer Lodewijk de Stamelaar, die steeds in conflict was met zijn vader. Ze vluchtten naar het noorden. Maar Karel de Kale stuurde brieven aan Rorik van Dorestad en bisschop Hunger van Utrecht dat zij de vluchtelingen geen onderdak mochten geven. Karel liet het paar door bisschoppen excommuniceren. Het paar reisde via Lotharingen naar Rome en bepleitten hun zaak bij paus Nicolaas I, waarop de excommunicatie door de paus werd ongedaan gemaakt. Twee jaar lang schreef paus Nicolaas brieven naar de woedende vader, Karel de Kale, waarin hij voor verzoening pleitte.

    Op 13 december 863 volgde het officiële huwelijk te Auxerre met de uiteindelijke toestemming van Karel, alhoewel hij niet bij het huwelijk aanwezig was.

    Omstandigheden en belang van zijn huwelijk met Judith
    Boudewijn was vaak te gast aan het Karolingisch hof en kende Lodewijk, later bekend als Lodewijk de Stamelaar, zoon van keizer Karel en broer van Judith. Lodewijk verving zijn vader tijdelijk toen die probeerde het graafschap Provence bij Frankrijk te voegen. Toen Lodewijk Judith in een klooster te Senlis opzocht, nam hij Boudewijn mee. Een huwelijk tussen beiden gaf Judith de kans om aan het kloosterleven te ontsnappen, terwijl Boudewijn lid werd van de Karolingische dynastie.

    Ook Lodewijk trouwde later zonder toestemming van zijn vader en zijn jongere broer Karel. Hincmar, de aartsbisschop van Reims, tekende het verhaal van de vlucht en het huwelijk op. Hij excommuniceerde Judith ook en beriep zich daarvoor op de canon 10 van het Romeins concilie van 721. Die slaat echter op roof van een vrouw met geweld en aangezien zij instemde kon er geen sprake zijn van roof.

    De legende van de Brugse Beer
    Het Brugse Beertje van de Loge verwijst naar de schaking van Judith: toen Boudewijn met Judith naar Vlaanderen terugkeerde, werden zij in het bos aangevallen door een reusachtige witte beer (een bruine beer wit van sneeuw), volgens de legende "de oudste bewoner van Brugge". Deze beer was al eerder gesignaleerd omdat hij de omgeving onveilig maakte. Reizigers die zich buiten de muren van Brugge waagden, werden vaak door de beer aangevallen. En dus ook Boudewijn I. Hij wierp zich zonder aarzelen in de strijd met de beer. Niemand durfde dichterbij te komen, ook niet om hun leenheer te helpen. Op een bepaald moment stelde de beer zich recht op zijn achterste poten en ging met zijn rug tegen een boom staan om zo met meer kracht opnieuw aan te vallen. Maar net op dat moment sprong Boudewijn vooruit en doorboorde de beer met zijn lans. De stoot was zo hevig en krachtig dat de lans zich door de beer onwrikbaar in de boom vaststak. Boudewijn was zijn naam met den ijzeren arm dus waardig. Volgens de legende schonk de stad Brugge Boudewijn een gebeeldhouwde, rechtopstaande beer toen later zijn aanstelling als nieuwe leenheer gevierd werd.
    Vandaag is in de gevel van de Poortersloge aan het Jan van Eyckplein in Brugge nog een beeldje van een rechtopstaande, schilddragende beer te zien. De beer die een schild vasthoudt, verscheen echter pas in 1304, dus het gaat niet om hetzelfde beeldje als het geschenk aan Boudewijn. De Poortersloge was van 1417 tot 1715 het lokaal van het Genootschap van de Witte Beer, een selectieve steekspelvereniging die een tijdje na de heldendaad van Boudewijn werd opgericht. Het belangrijkste evenement dat ze organiseerden was de Wapenpas van de Gouden Boom, van 3 tot 11 juli 1468, ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York. In 1417 had het gezelschap van de stad de toestemming gekregen een beeldje van hun mascotte, een rechtopstaande beer, in de gevel te plaatsen.

    Graaf van Vlaanderen
    Als onderdeel van de verzoening kreeg Boudewijn het bestuur over de pagus Flandrensis, het gebied rond Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge. Dit was in de ogen van Karel waarschijnlijk een onbetekenende functie: Vlaanderen lag in een uithoek van zijn koninkrijk en werd geteisterd door de Vikingen.
    Boudewijn bleek echter een succesvol bestuurder. Hij wist de invallen van de Vikingen te stoppen en bouwde daarvoor versterkingen in Arras, Gent en Brugge. In Brugge bouwde hij een kerk die aan Donatianus van Reims werd gewijd en gaf relieken van de heilige aan de kerk. In Veurne stichtte hij een Benedictijner klooster, waaraan hij relieken van heilige Walburgis schonk. In 870 werd zijn bezit uitgebreid en was hij heer van geheel Vlaanderen en Ternois. Hetzelfde jaar werd hij lekenabt van de Sint-Pietersabdij in Gent.
    In 877 steunde hij Lodewijk de Stamelaar bij de opvolging van Karel de Kale. Kort daarna trok hij zich terug en werd monnik in de abdij van Sint-Bertinus, waar hij ook werd begraven.

    Kinderen
    Boudewijn en Judith van West-Francië hadden vier kinderen:
    Karel, geb. ca. 864, jong gestorven
    Boudewijn
    Rudolf van Kamerijk
    vermoedelijk nog een dochter, want kronieken van het klooster van Waulsort vermelden dat bij de moord op Rudolf van Kamerijk een zekere Walter, zoon van Rudolfs zuster, hem probeerde te wreken.
    Gunhilda, gehuwd in 877 met Wilfred I el Velloso, graaf van Urgel en Barcelona, wordt ook vaak als dochter van Boudewijn en Judith genoemd, maar dit is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van een middeleeuwse tekst. Zij was afkomstig uit de omgeving van Barcelona.

    Boudewijn getrouwd Judith van West-Francië op 13 dec 863 (civil) in Auxerre. Judith (dochter van Karel II de Kale en Ermentrudis van Orléans) is geboren in okt 844; is gestorven in 870. [Gezinsblad] [Familiekaart]


  2. 9.  Judith van West-Francië is geboren in okt 844 (dochter van Karel II de Kale en Ermentrudis van Orléans); is gestorven in 870.

    Aantekeningen:

    Judith van West-Francië (oktober 844[1] - 870), ook wel Judith Martel genoemd, was een Frankische prinses, gehuwd met twee opeenvolgende koningen van Wessex en uiteindelijk met de eerste Graaf van Vlaanderen.

    Afkomst
    Judith was het eerste kind van keizer Karel de Kale (823-877) en diens eerste echtgenote Ermentrudis van Orléans (830-869). Daarmee was ze een zuster van Lodewijk de Stamelaar (846-879). Ze was een achterkleinkind van Karel de Grote en kreeg haar naam van haar grootmoeder Judith van Beieren.

    Wessex
    Op 1 oktober 856, op twaalfjarige leeftijd, werd ze door haar vader uitgehuwelijkt aan de 51-jarige koning Aethelwulf van Wessex, zelf vader van vier zonen. Hij was een man met hoog aanzien, een christen en een bekwaam legeraanvoerder die de Vikingen in 851 een verpletterende nederlaag had toegebracht in Surrey. Karel en Aethelwulf ontmoetten elkaar toen de laatste, samen met zijn toen zesjarige zoon Alfred, op weg was naar Rome. Bij zijn terugkeer in juni 856 verloofde Aethelwulf zich met Judith en ze huwden op 1 oktober van hetzelfde jaar in de Paltskapel van Verberie-sur-Oise. Gezien Parijs en Tours hetzelfde jaar door de Vikingen werden afgebrand, had Karel belang bij het huwelijk van zijn dochter met een overwinnaar van de Vikingen. Aethelwulf nam zelf risico bij dit huwelijk. Als Judith hem zonen zou baren kon dit leiden tot broederstrijd. Aethelwulf stierf al op 13 januari 858 en het huwelijk bleef kinderloos.

    In datzelfde jaar 858 huwde ze voor de tweede keer, nu met Aethelwulfs zoon koning Aethelbald, dus met haar eigen stiefzoon. Aethelbald overleed al in 860. Judiths laatste huwelijk werd later nietig verklaard op grond van bloedverwantschap (niet letterlijk, maar omdat ze zijn stiefmoeder was), en zij werd teruggezonden naar haar vader. Judith was na haar huwelijk met Aethelwulf tot gemalin van de koning gekroond, zodat zij op hetzelfde niveau kwam als de koning. Dat zorgde later voor wrevel bij de Saksische bevolking.

    Vlaanderen
    Voor de derde maal trouwde ze met Boudewijn I met de IJzeren Arm, die haar rond Kerstmis 861 uit het klooster in Senlis had ontvoerd. Om uit de klauwen van haar woedende vader te blijven, zwierven ze een tijdje in Europa rond en schuilden ze tot in oktober bij haar oom Lotharius II. Ze vluchtten op bedevaart naar Rome, en door tussenkomst van paus Nicolaas I traden ze 13 december 863 officieel in het huwelijk in Auxerre.

    Uit het huwelijk met Boudewijn kwamen vier kinderen:

    Karel, geboren ca. 864, jong gestorven
    Boudewijn
    Rudolf van Cambrai
    vermoedelijk nog een dochter, de kronieken van het klooster van Waulsort vermelden bij de dood van Rudolf van Cambrai dat Wouter, de zoon van Rudolfs zuster, probeerde hem te wreken.
    Gunhilda, gehuwd in 877 met Wilfred I el Velloso, graaf van Urgel en Barcelona, wordt ook vaak als dochter van Boudewijn en Judith genoemd maar dit is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van een middeleeuwse tekst. Zij was afkomstig uit de omgeving van Barcelona.

    Kinderen:
    1. 4. Boudewijn II van Vlaanderen is geboren circa 865; is gestorven op 10 sep 918.

  3. 10.  Alfred de Grote is geboren circa 848 in Wantage (Oxfordshire) (zoon van Aethelwulf van Wessex en Osburga van Wight); is gestorven op 26 okt 899 in Winchester, Engeland.

    Aantekeningen:

    Alfred de Grote (Oudengels: Ælfred, Ælfr?d; Wantage (Oxfordshire), 848/849 - Winchester, 26 oktober 899) was koning van Wessex van 871 tot 899.

    Alfred staat bekend voor zijn verdediging van de Angelsaksische koninkrijken van Zuid-Engeland tegen de Denen, waardoor aan hem het epitheton "de Grote" wordt toegekend. Alfred was de eerste koning van Wessex die zichzelf de "koning van de Angelsaksen" noemde. Details van zijn leven worden beschreven in een werk van de 10e-eeuwse Welshe geleerde en bisschop Asser. Alfred was een geleerd man, hij moedigde onderwijs aan, en hij verbeterde het rechtssysteem en de militaire structuur van zijn koninkrijk. Hij wordt beschouwd als een heilige door sommige katholieken, maar werd nooit officieel heilig verklaard. De Anglicaanse Gemeenschap vereert hem als een christelijke held, met een feestdag op 26 oktober. Hij kan vaak gevonden worden in gebrandschilderd glas in parochiekerken van de Anglicaanse Kerk.

    Jeugd
    Alfred werd geboren in een tijd dat Engeland verdeeld was in meerdere Angelsaksische koninkrijken. De Denen waren in grote delen van het oosten en midden van Engeland (de 'Danelaw') aan de macht en de Noren waren aanwezig in het noordwesten van het land.

    Als jongste zoon was Alfred voorbestemd om geestelijke te worden. Dat was vermoedelijk de reden van zijn goede opleiding, die zijn bijzondere belangstelling voor geloof en literatuur stimuleerde.

    In 854 reisde Alfred met zijn vader Æthelwulf naar Rome en bezocht met hem, op de terugweg, het hof van de Franse koning Karel de Kale. Maar bij terugkomst weigerden zijn oudere broers, die als regent hadden opgetreden tijdens hun afwezigheid, de macht terug te geven en in 856 werd Æthelwulf afgezet als koning.

    Onderkoning onder Æthelred
    Tijdens de korte regeerperioden van zijn twee oudste broers, Æthelbald van Wessex en Æthelberht van Wessex, werd Alfred niet genoemd. Zijn openbare leven begon pas toen zijn derde broer, Æthelred I van Wessex, in 866 de troon van het Koninkrijk Wessex besteeg. Het is gedurende deze periode dat bisschop Asser hem met de unieke titel "secundarius" aanduidt, een positie die verwant kan zijn aan die van de Keltische tanist, een erkende opvolger die nauw verbonden is aan de regerende monarch. Het is mogelijk dat deze regeling door de vader van Alfred, of door de Witan werd gesanctioneerd om te waken tegen het gevaar van een omstreden opvolging mocht Æthelred in de strijd vallen. De regeling om een opvolger als koninklijk prins en militair bevelhebber te kronen is ook bekend onder andere Germaanse stammen, zoals de Zweden en Franken, stammen aan wie de Angelsaksen nauw waren verwant.

    Strijd tegen de Denen
    In 868 vochten de broers een vergeefse strijd om de Denen uit het aangrenzende Koninkrijk Mercia te weren. Daarna bleef Wessex vervolgens bijna twee jaar lang van aanvallen gespaard, omdat Alfred de Vikingen een schatting betaalde om het koninkrijk Wessex met rust te laten. De Denen concentreerden zich in deze periode op de verovering van het koninkrijk East Anglia, een doel dat zij in 870 wisten te verwezenlijken. Met de komst van het Grote zomerleger onder leiding van de Deense koning Bagsecg was het echter met de relatieve rust in Mercia en Wessex gedaan. Bacsegc voegde zich met zijn troepen bij het Grote heidense leger dat in 865 onder leiding van Ivar de Beenderloze en Halfdan Ragnarsson aan de Engelse oostkust was geland. Vanaf 31 december 870 begon een half jaar van heftige strijd met de Denen. Voor het koninkrijk Wessex was het nu erop of eronder:

    31 december 870: Æthelred en Alfred versloegen de Denen in Berkshire.
    4 januari 871: Æthelred en Alfred vielen de Denen aan bij Reading. Ze werden daar echter teruggedreven waarbij aan beide zijden grote verliezen worden geleden.
    8 januari 871: de slag bij de niet meer bekende plaats Ashdown in Berkshire. Volgens de overlevering hadden de Angelsaksische troepen een gunstige positie maar besloot Æthelred om voor de slag nog een mis bij te wonen. Alfred besloot om niet op hem te wachten omdat hij bang was dat de Denen hun positie zouden verbeteren. Alfred viel aan en toen op een cruciaal moment Æthelred alsnog verscheen, wonnen de Angelsaksen de slag. Aan beide zijden vielen veel slachtoffers, waaronder de Deense koning, Bagsecg en vijf van diens jarls.
    22 januari 871: de Angelsaksen werden verslagen bij Basing in het noorden van Hampshire
    22 maart 871: de Angelsaksen werden verslagen bij Merton (het is niet bekend waar deze plaats ligt). Hier werd Æthelred gedood en Alfred de nieuwe koning. Tijdens de begrafenis versloegen de Denen de Angelsaksen nog een keer
    mei 871: de Angelsaksen werden verslagen bij Wilton in Wiltshire waarbij ook Alfred aanwezig was.

    Koning

    Strijd met de Denen
    Na de campagne van 871 begreep Alfred dat zijn militaire situatie niet kansrijk was en sloot in ruil voor een groot geldbedrag een vrede voor 5 jaar. Na het verstrijken van deze periode vallen de Denen prompt weer aan en trekken om het Engelse leger heen, naar Dorset. In 877 stelden de Denen onderhandelingen voor maar veroverden ondertussen wel Exeter. Alfred belegerde ze daar en een Deense vloot werd door een storm overvallen. De Denen moesten zich daarna terugtrekken naar Mercia. In januari 878 veroverden de Denen Chippenham, een residentie van Alfred die met een kleine groep strijders ternauwernood wist te ontsnappen. Alfred vestigde zich na Pasen op Athelney, een droog gebied tussen grote kustmoerassen, en bestreed de Denen daarvandaan met een strijdmacht die hij vormde uit lokale milities. In deze periode speelt de populaire legende dat Alfred incognito onderdak krijgt van boeren en op het brood moet letten dat de boerin aan het bakken is. Alfred laat in gedachten verzonken het brood verbranden en krijgt vervolgens vreselijk op zijn kop van de boerin. Ook zou Alfred, vermomd als minstreel, het kamp van de Denen zijn binnengegaan om zo hun plannen te weten te komen. Een Deense expeditie werd bij Cannington vernietigend verslagen door de lokale Saksische milities. De rest van het Deense leger werd door Alfred verslagen bij Edington (Somerset). De Denen die hebben kunnen vluchten werden door de honger gedwongen om uit de bossen tevoorschijn te komen en zich over te geven. Alfred sloot met de Denen het verdrag van Wedmore, waarbij zij de Danelaw (het gebied in het noorden en oosten van Engeland, inclusief Londen) behouden. De Deense aanvoerders lieten zich dopen.

    In 884 viel een Deense vloot (uit Denemarken) aan in Kent. De Engelse Denen sloten zich bij hen aan. Alfred ging in de tegenaanval en heroverde in 886 Londen. Er werd een nieuw vredesverdrag gesloten, waarbij Alfred Kent en Londen behield. Ook werden uitgebreide afspraken gemaakt om het vreedzaam naast elkaar leven van Denen en Angelsaksen te waarborgen, zoals: regelingen voor weergeld bij moord, verbod om elkaars bevolking te dwingen om dienst te nemen in het leger, afspraken over rechtszaken, verbod om vee of slaven te kopen zonder dat betrouwbare getuigen borg stonden voor de herkomst daarvan, en het recht om over en weer contact te hebben en handel te drijven.

    In 893 vielen twee vloten uit Denemarken met strijders en kolonisten (met vrouwen en kinderen) opnieuw Kent aan. In 894-895 werd een van deze legers verslagen door Alfreds zoon Edward. Alfred zelf trok naar Exeter dat door de Engelse Denen werd belegerd, en ontzette de stad. Het tweede Deense leger trok langs de Thames landinwaarts maar werd bij de grens met Wales verslagen door een leger onder leiding van lokale Saksische edelen. De Denen trokken zich uiteindelijk terug in Chester. Een jaar later dwongen voedseltekorten de Denen om zich terug te trekken naar Essex. Daarna trokken de Denen met hun schepen de Lea (een zijrivier van de Thames) op en bouwden een fort, 30 km ten noorden van Londen. Aanvallen op het nieuwe Deense fort mislukten maar Alfred wist wel de rivier te blokkeren zodat de Denen opgesloten waren met hun schepen. Uiteindelijk trokken de Denen zich terug. In 897 had Alfred de controle over bijna geheel Engeland. De Denen hadden alleen nog de macht in East Anglia en de kuststreken rond York.

    Gedurende zijn regering waren de Welshe aanvoerders zijn bondgenoten tegen de Denen. Alfred zou ook goede contacten met Ierland hebben gehad.

    Bestuur
    Alfreds succes tegen de Denen is vooral te danken aan zijn organisatievermogen. Zo creëerde hij een staand leger door een soort roterende dienstplicht in te voeren, waarbij dus altijd een deel van de weerbare bevolking onder de wapenen was. Dit was een hele verbetering ten opzichte van de oude situatie waarbij het leger pas werd geformeerd als er een concrete dreiging of zelfs aanval was, en waarbij het ook gebruikelijk was om versterkingen niet te bemannen. Het systeem had wel kinderziekten zoals bleek toen in 893 het leger dat aan het einde van zijn termijn was, abrupt stopte met de belegering van een stad en naar huis ging, voordat Alfreds aflossing was aangekomen. Ook begint Alfred met georganiseerde zeestrijdkrachten, echter nog zonder veel succes. Wel wordt Alfred daardoor beschouwd als de grondlegger van de Britse marine. Alfred sticht een aantal burchten die ook zijn bedoeld als kern van stedelijke ontwikkeling. Het is niet zo dat Alfred het districtenstelsel (shires) heeft uitgevonden maar hij heeft het systeem wel consequent doorgevoerd in de gebieden die hij op de Denen had veroverd. Hij plaatste shires (graafschappen) onder het gezag van een earl (Oud-Engels ealdorman of 'oudste'). Hij benoemde ook 'sheriffs' die zijn gezag ter plaatse moesten uitoefenen. De witenagemot, een vergadering van de rijksgroten, besprak de staatszaken en moest uit de nakomelingen van Alfred een opvolger kiezen. Alfred liet een nieuw wetboek samenstellen in de volkstaal, op basis van het traditionele Saksische recht maar ook gebaseerd op de tien geboden en ethische regels uit de bijbel.

    Culturele betekenis
    Alfred had goede contacten met de paus, correspondeerde met de patriarch van Jeruzalem en had contact met de kalief van Bagdad. Alfred had een goede ontwikkeling en intellectuele ambities en leerde op latere leeftijd zelfs Latijn. De oorlogen met de Denen hadden echter een zware slag toegebracht aan de kloosters en aan de wetenschap. Alfred stichtte daarom enkele kloosters en een hofschool, waarvoor hij talentvolle leraren uit het buitenland liet overkomen. Hij liet een aantal belangrijke Latijnse teksten vertalen, en heeft daar zelf ook een belangrijke bijdrage aan geleverd:

    Dialogen van Gregorius, Cura pastoralis (Herdelijke zorg) door Gregorius de Grote
    Historiae Adversus Paganos Libri Septem (Algemene geschiedenis) door Orosius
    Confessiones van Augustinus
    Historia ecclesiastica gentis Anglorum volk door Beda, in een verkorte versie
    De consolatione philosophiae door Boethius –vrij bewerkt
    Daarnaast heeft Alfred vermoedelijk opdracht gegeven, en misschien meegewerkt aan, de Angelsaksische Kroniek, een beschrijving van Saksische martelaren en een vertaling van de eerste 50 psalmen.

    Dood en begrafenis
    Alfred stierf op 26 oktober van het jaar 899 in Wantage en werd begraven in de Old Minster in Winchester. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Eduard de Oudere. Het lichaam van Alfred werd later overgebracht naar de New Minster. Op de plaats van de New Minster is later nog de Kathedraal van Winchester gebouwd. Alfreds graf is verloren gegaan en er zijn bij archeologisch onderzoek wel stoffelijke resten gevonden die aan Alfred worden toegeschreven, maar dat is zeer twijfelachtig.

    Alfred wordt als heilige vereerd in de Anglicaanse en de Oosters-orthodoxe Kerk.

    Huwelijk en kinderen
    Alfred trouwde in 868 te Winchester met Ealhswith van de Gaini (overleden te Winchester, 5 of 8 december 905). Ealhswith stichtte de Maria-abdij in Winchester en werd daar na de dood van haar man non. Zij is daar begraven en later herbegraven in de kathedraal van Winchester. Zij was dochter van Æthelred Mucil, ealdorman van Gainis in Mercia, en Eadburga uit het koningsgeslacht van Mercia. Zij en Alfred kregen de volgende kinderen:

    Æthelflæd trouwde met Æthelred II, ealdorman van Mercia
    Eadmund, jong overleden
    Eduard de Oudere (871-924)
    Elfreda
    Æthelgiva, non en vanaf 888 abdis van de abdij van Shaftesbury, daar ca. 896 overleden en begraven
    Ælfthryth van Wessex trouwde met graaf Boudewijn II van Vlaanderen
    Æthelward (ca. 880 - 16 oktober 922, begraven in de kathedraal van Winchester). Vader van Turketul, kanselier van koning Æthelstan van Engeland, en van Ælfwin en Æthelwin die voor Æthelstan vochten en sneuvelden in de slag bij Brunanburh in 937.

    Alfred getrouwd Ealhswith van de Gaini in 868 (civil) in Winchester. Ealhswith is gestorven op 8 dec 905. [Gezinsblad] [Familiekaart]


  4. 11.  Ealhswith van de Gaini is gestorven op 8 dec 905.

    Aantekeningen:

    Ealhswith of Ealswitha (Mercia, ca. 852 – 5 december 905) was de dochter van een adellijk persoon uit het koninkrijk Mercia, Æthelred Mucil, ealdorman van de Gaini, en diens vrouw Eadburh. Zij was via haar moeder gerelateerd aan het koninklijk huis van Mercia.

    Zij trouwde in 868 met Alfred de Grote. Dit was voordat hij koning van Wessex werd. In overeenstemming met het negende-eeuwse West-Saksische gebruik, kreeg zij niet de titel van koningin.

    Na de dood van Alfred
    Na Alfreds dood in 899 werd Ealhswith een non. Zij stierf op 5 december 905 en ligt begraven in de abdij van Sint Mary, Winchester, Hampshire.

    Kinderen
    De kinderen van Alfred en Ealhswith waren onder anderen:

    Æthelflæd (ca. 869–912), Vrouwe der Mercianen. In 889 getrouwd met Æthelred, ealdorman van Mercia.
    Eadmund, Asser noemt Eadmund als een zoon van Alfred
    Eduard de Oudere (circa 872–924), koning van Wessex
    Elfreda, De book of Hydes noemt Elfreda als een dochter. Zij wordt niet door Asser genoemd
    Æthelgifu (?–896) non in de abdij van Shaftesbury, Dorset, in 888 gekozen tot abdis
    Ælfthryth (877–929) getrouwd met Boudewijn II, graaf van Vlaanderen
    Æthelweard (Ethelward de Atheling) (880–920)

    Kinderen:
    1. 5. Ælfthryth van Wessex is geboren in 868 in Wessex; is gestorven op 7 jun 929.
    2. Eduard de Oudere is geboren circa 875 in Wantage (Oxfordshire); is gestorven op 17 jul 924 in Farndon.